dinsdag 13 december 2016

Scènes de ma vie


'Lusteloos murmel ik de verhaaltjes over vroeger voor me heen, plichtmatig luistert mijn nageslacht naar de zinnetjes, zo vaak gehoord; naar de namen, zo goed gekend. Tonny en Lambert, Engelen en Den Bosch. Dood is het verleden, schimmen zijn het die ik oproep, een muffe geur stijgt op uit de "Brabantische Albumblätter", de eens zo kleurige bloemen zijn verdord. Henk Leyte, Gerarda Aben, Brugstraat 44: de betovering is verbroken, nostalgieën verliezen hun ziel en verworden tot de goede toon der van Spaendonck-kring, het romantisch vuur tot smeulende as.'
Zo begint een nooit afgemaakte tekst van mijn vader, met de titel: Scènes de ma vie. Er volgden twee andere versies zonder de negatieve aanhef. In de eerste, handgeschreven, stelt hij zich voor om in het erop volgende geschrift een soort 'Brabant-museum' op te richten. Uiteindelijk blijft er, keurig uitgewerkt op de toen gloednieuwe 'compjóeter', een zakelijk relaas over waarin hij zijn jeugdherinneringen veilig stelt voor het ooit falende geheugen.
Jeugdherinneringen die door het vele vertellen hun magie verliezen, ik begrijp dat heel goed. Mijn eigen jeugd in Geuzenveld-Slotermeer is ontdaan van alle tover op het moment dat ik begonnen ben, haar in liedjes om te zetten. Wel had ik mijn vader in zekere zin gerust kunnen stellen (als ik had geweten dat hij soms zo ontmoedigd kon zijn door de ontluistering van het sprookje) door hem te melden dat die verloren magie misschien niet terug te vinden is, maar wel gecompenseerd kan worden, als je de fictie toelaat in je jeugdherinneringen: toen ik mijn jeugd begon te gebruiken in verhalen kwam de werkelijkheid van toen met verdubbelde kracht boven, en kon ik korte tijd weer met kinderogen zien.
Inmiddels wordt het tijd dat ik ophoud, in zíjn verleden te graven; ik heb twee lange verhalen uitgetikt en daar een lang nawoord bij geschreven. Blijkbaar was dat nodig, het heeft me de weken na zijn dood enorm bezig gehouden. Wilde ik hem daarmee nog een beetje levend houden? Het zou kunnen. Maar fascinatie werd tot obsessie. Hoe meer snippers en kiekjes ik vond, hoe meer informatie er beschikbaar werd, des te meer groeide het onmogelijke verlangen om dat alles te verwerken en tot een objectief totaalbeeld te komen. Maar dat zou niet minder dan een biografie worden, en die biografie zou me opslokken, verzwelgen; ik heb ooit een gezonde afstand ten opzichte van mijn vader ingenomen, een afstand waarop ikzelf kon gedijen zonder te veel met hem verstrengeld te raken; het wordt tijd dat ik me weer op die 'volwassen' positie terugtrek.
Gelukkig schiet de techniek me hierin te hulp. Door te falen! Mijn sessies achter de pc zijn op dit moment gevuld met het oplossen van technische problemen - zo krijg ik de paginanummering maar niet goed ingesteld, in het aangeleverde sjabloon van de doe-het-zelf-uitgever. Dat houdt je ook tot gekmakens toe bezig, maar het is een obsessie die niet bepaald diep ingrijpt in de ziel.
Over het resultaat van de inspanningen van deze donkere tijd meld ik u binnenkort meer. Het boekje gaat De ketter & De zilveren tenor heten. Ondertitel: Twee Brabantse vertellingen. Het ISBN-nummer heb ik al aangevraagd en de foto voor het omslag heb ik ook al, die ziet u hierboven.

1 opmerking:

Hans Valk zei

Wat betreft het schrijven over je vader: ik snap wel dat de plotselinge toegang tot het achtergebleven materiaal (ik ben opnieuw jaloers; dat hoef ik niet uit te leggen, denk ik) de drang oproept om daar direct iets mee te doen.
Maar wat in het vat zit, verzuurt niet, toch?

Even (desnoods jaren) laten rusten en dan daar een gebalanceerd geheel uit brouwen zou ook een optie kunnen zijn.. Je hebt nu dingen gelezen die òf zodanig waren weggezakt dat ze tijdens het leven van je vader de behoefte om erover te schrijven niet opwekten. Of het zijn nieuwe dingen, die een ander perspectief bieden en dus nieuwe inzichten zouden kunnen opleveren. Die inzichten zijn er vaak niet direct; ze moeten even rijpen.