dinsdag 6 december 2016

MISSEN


De map en de schoenendoos die Sonja tevoorschijn haalde bevatten een aantal verrassingen. Zoveel in feite, dat ik verzuchtte: 'Jezus, ik moet helemaal opnieuw beginnen.'
Want ik had het boekje van en over mijn vader eigenlijk al klaar. Zijn verhaal De ketter, met een uitgebreid nawoord. Het andere verhaal dat ik had willen uitgeven, De zilveren tenor, was dermate onvolledig, dat ik het helaas moest laten voor wat het was: een fragmentarisch restant van een schrijfambitie van lang geleden. Maar een van de eerste dingen die ik uit de map trok, was een keurige, met een paperclip bijeengehouden doorslag van een typoscript. De zilveren tenor! En er was meer: een volledig griezelverhaal, onder het pseudoniem Jan Sipendink geschreven: dát (en niet De zilveren tenor, zoals ik had verondersteld) moest het verhaal zijn, waarmee hij ooit een schrijfwedstrijd had gewonnen. En in een stapeltje papieren met de kop 'Nostalgische Herinneringen' werd, dat zag ik al meteen, mijn scrupuleuze reconstructie van het verleden resoluut gelogenstraft, op een paar punten.
Ik was er even stil van en kon de conversatie niet goed meer volgen.
Buiten staken de bomen scherp af tegen de vrieslucht, waarin een maansikkel en een enkele ster al waren verschenen. Een pentekening in Oost-Indische inkt. Het begon nu snel donker te worden, er werd een kaars aangestoken, en de gordijnen gingen dicht. Ik probeerde de schoenendoos naast me te negeren en met mijn hele aandacht aan het gesprek mee te doen. Ach, een beetje meer werk, een later moment van publicatie, wat gaf dat nou? Naïef om te denken dat je iemands leven in een vloek en een zucht kon samenvatten. De werkelijkheid was oneindig veel ingewikkelder. Ook als ik deze nieuwe feiten had verwerkt zou mijn poging toch niet meer dan een persoonlijke interpretatie zijn, een schets, met míjn signatuur, niet een replica van mijn vader.
Onder het praten werd ik steeds nerveuzer, merkte ik. Ik sloeg de soep af en was blij dat ik weg kon uit dat huis waarin mijn vader tot voor kort die lege stoel bezet had.
In de auto maakte ik een tastende analyse van mijn stemming. Ik ging altijd 'opgeladen' naar mijn vader toe. Gewapend, kun je ook zeggen. En ook toen ik geen strijd meer met hem leverde, en niet zo mijn best meer wilde doen om hem van mijn gelijk of van mijn betekenis als mens en artiest te overtuigen, bleef dat: die houding van uiterste concentratie, van je schrap zetten. Ik wilde hem vermaken, een goed gesprek met hem hebben, me van mijn beste kant laten zien, het beste uit hém halen. Nu was ik, gewoontegetrouw, met diezelfde energie naar Mierlo gegaan, en die energie kon ik niet meer kwijt. Zij werd, ongebruikt, omgezet in een nerveuze spanning, in een opgefokt gevoel.
Zo improviseerde ik, terwijl we de weg naar Amsterdam opzochten.
Maar mijn vriendin hoorde me rustig aan en zei: 'Heet dat niet gewoon missen?'

Geen opmerkingen: