vrijdag 4 april 2014

MOOK


Jan Klaassen zei: 'Vaarwel mijn lief, ik zie je volgend jaar.
Wanneer de lente terugkomt dan zijn wij weer bij elkaar.'
De winter ging, de zomer kwam, de oorlog was voorbij
Maar het leger is nooit teruggekeerd van de Mookerhei.


(Lennaert Nijgh)

Het terras van Wildschut was me te vol met glimmende koppen die al aardig rosé begonnen te worden in de voorlijke zon, dus besloot ik door te lopen naar het College Hotel. Daar op de ommuurde binnenplaats die met zijn coulissen van geschoren coniferen en comfortabele zitjes aan een landelijke theetuin deden denken vond ik een plaats in een schaduw van een knotwilgje. Alleen het gedempte geraas van het verkeer en de klokkentoren van het Roelof Hartplein herinnerden me eraan dat ik in Oud-Zuid zat en niet bijvoorbeeld op het Britse platteland. Een in dofzwart geperst obertje kwam mijn bestelling opnemen en even later stond er een groot glas latte macchiato voor me. Ik stak een meerschuimen pijp op en overdacht de afgelopen dagen.

In Mook had ik gevreesd mijn Waterloo te vinden, net als de trompetter in het liedje van Rob de Nijs. Ik leg dat uit. Stel, je bent twintig jaar getrouwd geweest, maar in goede verstandhouding uit elkaar gegaan, omdat het niet meer ging, omdat er te veel gebeurd was, omdat die twintig jaar te zwaar wogen. Dan komt er een tv-maker langs die een ziek nieuw format heeft bedacht: oude koppels worden voor veel geld weer bij elkaar gebracht, en moeten een dag en een nacht met elkaar doorbrengen. Dit is reality-tv, dus de camera’s registreren ook hun vrijpartij ’s nachts in het hotelbed, want die is part of the deal - ze moeten zich daadwerkelijk en heftig weer verenigen. Kunt u zich voorstellen hoe ongemakkelijk zoiets kan zijn? Het kan natuurlijk ook weer fantastisch klikken en tot een hereniging komen, maar van tevoren weten de nerveuze deelnemers dat niet: in hun verbeelding zien ze vooral alle zwarigheden die hun te wachten staan – ze zijn niet voor niets gescheiden.
Zo ongeveer voelde ik me toen ik met mijn oude collega een concert in Mook moest geven afgelopen dinsdag. We hadden twintig jaar een duo gevormd. Twintig mooie maar zware jaren. We hadden lief en leed gedeeld, op elkaars lip gezeten en aan elkaars lippen gehangen. Dat laatste letterlijk: tweestemmig zingen eist een alerte aandacht voor elkaars mondbewegingen. Na die twintig jaar hadden we er een punt achter gezet, die nu een puntkomma bleek te zijn geworden, want de crisis dwong ons een royaal aanbod voor een reünie aan te nemen.

De middag kwam en ik was blij in actie te kunnen komen. Niks zo erg als werkeloos ergens tegen op zien. Op de vertrouwde carpoolplek bij de Oudekerkerplas zat ik in de zon, rookte mijn laatste sigaret en probeerde alles van de zenzijde te zien. Daar naderde al de vintage Diana van mijn kompaan. We sloegen hartelijk de handen ineen en bekeken elkaar eens goed. Beetje ouder geworden, wat magerder ook. Twee kerels met hun eigen leven die nog één keer gingen doen waar ze goed in waren samen.
Vanaf dat moment liep alles vanzelf. We reden langzaam over dichtslibbende snelwegen terwijl we bijpraatten. Dat de bermen gloeiend geel waren van het koolzaad zag ik nauwelijks. Dat het prachtig was bij Mook stelde ik ook slechts zijdelings vast. Later zou ik die bezongen heide wel eens gaan bekijken.
In de rond een peristilium gebouwde villa (‘Bossche stijl’, hoorden we) werden we hartelijk ontvangen. De vijftig stoeltjes stonden al klaar. We werden naar onze kleedkamers geleid, stemden onze instrumenten en speelden wat nummers door. Daarna kregen we een groot bord tagliatelle met room, walnoten en paddenstoelen. Om acht uur traden we aan. De eerste tonen van het intro van Piscatore ‘e Pusilleco en daar ging het. Ik zag mijn muzikale wederhelft op stoom komen – hij stond vaker vanachter zijn cello op om eens lekker uit te halen dan ik me herinnerde. Zelf bleef ik een beetje gereserveerd, zoals ik me had voorgenomen: als iets me had opgebroken in die twintig jaar was het wel de verschroeiende intensiteit geweest, het altijd mezelf binnenste buiten keren, tot de uiterste grenzen van de extraversie gaan. Mensen willen imponeren en het ze naar de zin maken, mijn valkuil. Veel plezier had ik in de praatjes waarmee we de liederen inleidden. Ik greep niet werktuigelijk naar de oude verhaaltjes die ik nog kon dromen, maar sprak spontaan, maakte contact met het publiek, bleef mezelf. Niet langer de persona, de toneelfiguur die ik was geweest, maar uw Rookzanger anno 2014, die nog een keer met zijn oude partner musiceerde, de muziek van toen, met de instelling van nu. Jan Klaassen bleef in de doos met de schmink en de andere toneelattributen, de poppenkast was vervangen door de werkelijkheid.
Op de carpoolplaats namen we afscheid. Dit was het, het is mooi geweest, zeiden we. Ik zag de Diana wegrijden door de opkomende nevel en ging terug naar mijn eigen leven, een last lichter en een ervaring rijker. Mijn auto geurde sterk naar de Toscani die we net als vroeger op de terugweg hadden gerookt.

3 opmerkingen:

Peter Boonstra zei

Dat lennaert het met de historie niet zo nauw nam blijkt wel uit 'Jan Klaasen, de trompetter', volgens de legende zou Jan Claesen, trompetter zijn geweest in het leger van stadhouder Frederik Hendrik, maar die vocht zijn veldslagen veel later in de tachtigjarige oorlog uit. De slag op de Mookerheide was in 1574 en daar sneuvelden en Jan en Hendrik van Nassau met 3000 man. Maar ach, het blijft een prachtig lied..

Jan-Paul van Spaendonck zei

Nijgh was poëet, geen historicus. Hij heeft de twee zaken vervlochten, al dan niet in het besef van de historische feitelijkheid. Zelf schrijft hij erover (in 'Ik doe wat ik doe'): 'Ik heb heel wat onderwijzers op mijn dak gehad die me verweten de vaderlandse geschiedenis verkracht te hebben. Hoe moesten ze aan de jeugd uitleggen dat in dit lied de legendarische trompetter van prins Willem II van Oranje (1626-1650) sneuvelt in de slag op de Mookerhei in 1574?'

Peter Boonstra zei


Nijgh was inderdaad een dichter en ach dan mag dichterlijke vrijheid niet ontbreken. Ook wel een gemiste kans van die onderwijzers, het is juist leuk om aan de hand van het liedje van Nijgh uit te leggen wat de slag op de Mookerhei nu eigenlijk wel was