vrijdag 18 april 2014

Heidense gedachten op Goede Vrijdag


Vannacht droomde ik dat mijn opa logeerde in ons ouderlijk huis. Terwijl alles daar ’s morgens zijn landerige gangetje ging vertelde hij dat hij met mijn broer naar een concert van Marco Borsato was geweest de vorige avond. Daar stond hij, een tachtiger in zijn pak met vest en horlogeketting. Met glinsterende ogen die blauwer waren dan ik me herinnerde; opgestaan uit de dood, want ook in die droom hoorde hij er eigenlijk al niet meer te zijn. Zijn herrijzenis vond ik met Pasen in het verschiet niet eens zo heel vreemd, maar waarom Marco Borsato, dacht ik verwonderd.

Het was buiten al licht aan het worden. Met een gerust gevoel probeerde ik mijn slaap te hervatten, maar die liet zich niet vangen. Herinneringen stormden naar binnen, alle deuren en ramen van mijn innerlijk huis, zelfs die van de meest verborgen kamers, woeien open, en taferelen ontrolden zich voor mijn oog met grote helderheid. Ik was toeschouwer, een camera, meer niet. Ik associeerde niet, dat werd voor me gedaan. Ik heb dat soms op vollemaansnachten, of als ik plotseling helder wakker word na een koortsige slaap.

Gisteren was het Witte Donderdag. De enige kerkdienst van het jaar die de ongelovige hond in mij tevreden doet grommen. Het koor neemt alvast een voorschot op de afloop van het lijdensevangelie. Christus, zelfverklaard zoon van God, roept in vertwijfeling uit: ‘Mijn God, waarom heb je me verlaten?’ Met een schok, de schok van in polsen en voeten gehamerde nagels, komt hij tot zichzelf. Een mens in doodsnood die beseft dat hij zich op een illusie heeft verlaten. Dat hij vandaag, Goede Vrijdag, die woorden volgens een ander evangelie weer terug zal nemen en zich in Gods handen zal aanbevelen, konden we gisteravond nog niet weten. De rituelen rond Pasen zijn een thriller met cliffhangers. En met een bizar happy end waarvoor zelfs Dan Brown zich zou schamen.

Ik kwam met een warm gevoel uit de dienst. Ontroering had aan de pijlers van mijn atheïsme geschud. Het is een mooie ritus, Witte Donderdag, die eindigt in duisternis en leegte: het altaar wordt ontruimd, de kaarsen gedoofd, God geeft niet thuis. Ik dacht milder dan in tijden over religie en moest weer eens toegeven dat de rituelen ervan prachtig en troostrijk kunnen zijn, zelfs al geloof je van de teksten geen hout. Er heerste een gevoel van verbondenheid tussen zangers, musici, parochianen, voorgangers en gebouw – we waren allen onderdeel van een mooi geregisseerd geheel. Datzelfde gevoel had ik vroeger toen ik als jonge zanger mijn eerste operetterollen zong. De veilige warmte, de saamhorige inspanning, de ontroering na afloop. Theater en onderlinge verbondenheid – er is eigenlijk niet zoveel verschil tussen operette en religie.

Ja toch, dit: van de operette verwachten we geen heil. Zij is heilzaam, maar kent geen bekeerzucht en moordt niet in Haar naam. Ik zou alle fundamentalisten, ultra-orthodoxen, zeloten, jihadisten en anderen die hun geloof te serieus nemen dan ook op het hart willen drukken: wordt lid van de plaatselijke operettevereniging. Het kost misschien wat meer aan contributie, maar dat bespaar je ruimschoots op bloed.
Bij de EO hebben ze dat overigens goed begrepen. Om de concurrentie voor te zijn en leegloop van de kerk naar het amateurtoneel te voorkomen hebben ze daar van het passiespel een soort reality-tv met popliedjes gemaakt. Ik heb hun jaarlijkse lijdensvarieté niet gezien, maar begreep wel dat Christus dit keer werd vertolkt door de voorzanger van het Volendamse trio de Drie J’s.
Misschien is langs die weg Marco Borsato in mijn droom geslopen.


(Illustratie: 'Nacht op Golgotha', Vereshchagin Vasily Petrovich)

1 opmerking:

Daniël zei

"Misschien is langs die weg Marco Borsato in mijn droom geslopen."

Een andere link is misschien 'Dromen zijn bedrog'. :)