dinsdag 15 april 2014

BEDROG


Het was een kille en bewolkte aprildag, nu en dan zonnig. De hemel zag eruit als een bewerkte foto: het beeld was aangescherpt en de warme tinten waren eruit gefilterd. Hoewel de bomen me met een teer groen probeerden te vermurwen kon ik geen liefde voor de wereld voelen. Alles leek zo plat en kleurloos als die metalig glanzende lucht.
Gelukkig had ik geen tijd om me aan mijn meteopathie over te geven want ik moest naar Osdorp om een zangeres te begeleiden bij een auditie. Ze ging een liedje van mij zingen, en waarom een ingeblikte gitaar gebruiken als de componist een kwartier rijden verderop woont?

In de studio heerste een gezellig informele sfeer. Ik zag een paar mooie jonge meiden, wat expressieve oudere dames en een Surinaamse meneer die zijn hele familie had meegebracht. Er waren kannen koffie en open pakken koeken, van roze tot meergranen. Een charmante donkere jongen met lange zwarte krullen stelde zich voor als de muzikale leider, en de gastvrouw was een frêle blondine met een brede glimlach die van liefdevolle welwillendheid getuigde.
Al gauw nadat iedereen een plek gevonden had naderde er een zacht geloei uit de gang. Een zwaar gehandicapt meisje kwam binnen aan de hand van haar begeleidster, een vrouw van een jaar of zestig met kort geknipt grijs haar.
De gastvrouw heette iedereen welkom en zei dat we een speciale gast hadden. Het meisje had voor de gelegenheid een gedicht gemaakt. Weliswaar was ze lichamelijk zwaar gehandicapt zodat ze geen controle over haar spieren had, maar haar geest werkte des te beter. Ze hoopte dat we ons niet zouden storen aan de geluiden die ze maakte, ook daar had ze geen beheersing over. Ik hoorde het angstaanjagende geweeklaag, als van een beest in doodsnood, en wist het zo net nog niet. Iedereen knikte vanzelfsprekend want er was een appèl gedaan op ons mededogen, maar hoe moesten die arme kandidaten zingen met zo’n alarmerende stoorzender?
Het eerste meisje was aan de beurt, steil blond haar, een sereen, intelligent gezicht. Er bleek een hinderlijke brom in de cd-speler te zitten, of in de laptop, dat was niet duidelijk. Ze zei dat ze bloednerveus was maar ze zong onverstoorbaar prachtig door alle ruis heen. Ik had daar grote bewondering voor en besloot haar later een compliment te maken.
Ook Joch, mijn vijfentachtig jaar oude muze, was geweldig op dreef. Ze straalde en haar stem vibreerde vol. Terwijl ik haar begeleidde vergat ik de afleidende geluiden vanuit het zaaltje.
Die kregen even later het podium, toen de grijze vrouw namens haar dochter een Engelstalig gedicht voorlas vanaf haar laptop. The night is black, and I feel lonely, hoorde ik. De ongelukkige dichtende ziel die in haar eigen weerbarstige lichaam opgesloten zat kreeg een warm applaus maar ik voelde onraad.
Nadat de audities waren besloten met een sonoor gezongen meerstemmige medley in het Sranang Tongo gebeurde waar ik al die tijd onbewust bang voor was geweest. De welwillende gastvrouw met haar steeds bredere glimlach ging het gehandicapte meisje een paar vragen stellen. Dat kon, hoorden we, omdat ze wel een toetsenbord kon bedienen. En zo geschiedde. De moeder nam een geplastificeerd vierkant waarop in hokjes letters stonden. Ze greep de hand van haar dochter, en raakte met een vinger van het meisje vliegensvlug de vakjes aan. De dochter keek ondertussen met verwrongen nek naar het plafond. ‘Ja,’ toetste haar medium, ‘ik vond het erg leuk, en ik zou graag als tekstschrijver meewerken aan de voorstelling.’
Mijn onraad sloeg om in woede. Hadden we niet een paar jaar terug zoiets op tv gezien, het geval van een gehandicapte studente die de colleges alleen kon volgen met een 'tolk' erbij? Ze scoorde extreem hoge cijfers – behalve als de tolk verhinderd of ziek was, dan kwam er geen zinnig antwoord uit.
Maar mijn woede week al gauw voor mededogen toen ik bedacht dat hier mogelijk geen bewust bedrog in het spel was. Misschien had de vrouw, aangemoedigd door wat ze in Pauw en Witteman had gezien, een wilde hoop voelen opvlammen: de hoop dat er in haar dochter toch meer school dan een loeiend dier, en dat zij haar stem kon zijn. Dat ze met haar toetsenbordje niet haar dochter maar haar eigen fantasie een stem gaf had ze misschien niet eens in de gaten.
Mijn ergernis wisselde van focus en richtte zich op de beate blondine die dit alles voor zoete koek slikte, en ons al die tijd had opgezadeld met een ongelukkig maar lastig kind dat hier, hoe tolerant je ook bent, niet op zijn plaats was en de auditie voor al die andere deelnemers behoorlijk had bemoeilijkt.
Maar eenmaal buiten vergaf ik ook haar. Gelukzalig zijn zij die geen wantrouwen koesteren, dacht ik met een variant op de Bergrede, terwijl ik een welverdiende pijp opstak en met half gesloten ogen in de blikkerige aprilhemel keek.


(Illustratie: 'De Bergrede', Alexander Savko)


Geen opmerkingen: