dinsdag 25 juni 2013

HOOG BEZOEK

Soms is het toch wel aardig om in Nederland te wonen.
Afgelopen zondag streek ik na een lange wandeling neer op het terras van Grand Café Wildschut. Ik zocht een plek op een bank tegen de muur, want het weer was onbetrouwbaar. Plotseling zag ik dat een paar meter verderop Mark Rutte zat. Ik keek nog een keer, het was hem echt, onze minister-president. In grijze sweater, spijkerbroek en hemelsblauwe gympies. Geen protocol, geen limousines, geen beveiliging.
‘Hoog bezoek,’ zei ik zacht tegen de jongen die mijn koffie bracht. Hij glimlachte minzaam, alsof het ook een beetje zijn verdienste was. Het welbevinden van de bijna bekendste aller Nederlanders was in elk geval opeens zijn verantwoordelijkheid geworden.
Er komen wel vaker beroemdheden in Wildschut. Ik heb er Paul Verhoeven en Jeroen Krabbé gezien. Die waren omringd door een ware hofhouding, een cordon van bewonderaars die hun woorden gulzig inzogen, ijverig notities maakten en instemmend knikten bij elke opmerking van hun tafelhoofd, te uitbundig lachten om zijn minste grap.
Mark Rutte zat er met een vriend. Tenminste, het moest wel een vriend zijn, want deze man zag hem niet naar de ogen, hij keek gewoon voor zich uit. Soms knikte hij afwezig als Rutte iets tegen hem zei en glimlachte vaag. Nu en dan lachten ze samen vrolijk, klaarblijkelijk vertrouwd met elkaars gezelschap. Toen de wind mijn kant op stond hoorde ik Rutte iets zeggen als: ‘…zoals in het proces van Hitler’, waarop een proestend gegiechel volgde. Twee oude studiemakkers, wat ik u brom. Rutte sprak overigens noch zacht (‘ik ben er niet’) noch hard (‘kijk mij eens’). Hij sprak als een gewoon mens en die lach, die klonk ook oprecht; het zette me aan het denken over de beruchte eeuwige grijns op zijn televisiegelaat – misschien, dacht ik, is het wel gewoon een heel opgewekte man.
Met die vriend voelde ik wel mee. Ik heb zelf een oude schoolvriend die hoog gestegen is op de maatschappelijke ladder en ik moet altijd moeite doen niet tegen hem op te zien. Ik moet me voorhouden dat hij niet voor niets nog steeds mijn vriend is, dat hij mij waardeert om wie ik ben, en dat ik geen andere houding dan vroeger tegenover hem hoef aan te nemen, alleen omdat hij het verder heeft gebracht dan ik.
Deze vriend van Rutte had daar zo te zien geen moeite mee. Hij oogde ontspannen. Eerder was het Rutte, die hém probeerde te amuseren, leek het wel. Toen hun biefstukje werd geserveerd was Rutte aan het bellen. De vriend begon alvast te eten, rustig, gelaten bijna.
Dat bellen was het enige dat onze regeringsleider onderscheidde van een doorsnee terrasbezoeker: hij deed het nog vaker en langer dan gewone mensen. Het was een vreemd idee dat wat hier zo informeel aan de telefoon werd toevertrouwd, bij een biefstukje en een Spa op een verwaaid en halfleeg terras bij mij om de hoek, vanavond misschien wel nieuws in het achtuurjournaal zou zijn. Dat wat die vlotte man een paar meter verderop daar allemaal zei tegen zijn onzichtbare gesprekspartner, morgen onderwerp kon zijn van de columns van beroemde collega’s.
Ik voelde me een bevoorrecht mens. Kinderlijk vergenoegd was ik door de bijzondere situatie. Aan mijn politieke kleur dacht ik vreemd genoeg geen moment.


(Geen illustratie, hoewel er foto’s op het web te vinden zijn waarop MR ‘gespot’ is met deze zelfde vriend, tijdens vergelijkbaar incognito terrasbezoek. Rookzanger werkt niet voor BNN)

Geen opmerkingen: