dinsdag 26 februari 2013

BAREND DE BEER


Misschien kwam het doordat ik net mijn vader had gesproken. Of misschien doordat ik er lang niet aan gedacht had, sinds mijn kindertijd niet meer. Meestal zoek je herinneringen aan je jeugd bewust op. Je wroet in stoffige dozen om dat ene boekje tevoorschijn te halen dat je als kind zo machtig vond. Je herkent de plaatjes en een fractie van een seconde is er het vermoeden van een geluksgevoel, dat echter meteen weer wegschiet en nooit meer terug te halen is. Jij zit met een muf en oubollig boekje in je handen en bent geen centimeter dichterbij je jeugd gekomen; integendeel, je hebt weer een weg terug afgesloten en bent een illusie armer.
Op een site met nostalgische foto’s waarin ik via Facebook belandde, zag ik een plaatje van Barend de Beer. Het riep geen bepaalde herinneringen op. Ik was voor die serie al te oud geweest destijds. In het onderschrift stond iets over zijn lage bromstem. Een vage beroepsmatige interesse werd wakker – wie zou die stem hebben ingesproken? Lex Goudsmit misschien? - en ik ging naar Google. Ik klikte op goed geluk een YouTubefilmpje aan, zwart-wit, zette het geluid wat harder, leunde achterover, en zat plotseling, op zaterdagnamiddag 23 februari 2013, op de leeftijd van zesenvijftig jaar, midden in mijn kindertijd.
Door een nachthemel zeilde een tapijt over een eenzaam stadslandschap heen, een woud van vierkante woonkazernes waarvan de ramen een zwak licht uitstraalden. Op het tapijt zaten een pop in een jurk, met harde kraaloogjes, en een schokkerig bewegende knuffelbeer. Een kale muziek van blokfluiten klonk, vol weemoed, een soort middeleeuws kerstliedje. De beer daalde moeizaam via een touwladder af in een van die flats, waar een jongenspop en een meisjespop op hem wachtten. Ze praatten, maar hun mond bewoog niet, die was slechts een streep in de poppenkop. De beer sprak en zong met een sonore en peilloos diepe stem, een beetje plechtig, een beetje treurig. De kinderen kropen onder de lakens van hun bed. Buiten uit de desolate nacht kwam de eerste pop om slaapzand over hen uit te strooien. Een harpglissando ruiste. Het licht ging uit, de poppen gingen met open kraaloogjes de nacht in. Het tapijt zeilde onder klagende blokfluitklanken het beeld uit.
Mijn dochter was achter me komen staan. ‘Wat is dit? Dit is éng!’ zei ze. ‘Keken jullie daarnaar als kind? Kon je dan wel slapen?’
Ik huiverde nog na, betoverd maar ook triest. Wat een onherbergzame tijd was het toch geweest, die vroege jaren zestig! Wat waren de nieuwe huizen broos en wat was de lege nachthemel dichtbij! Inderdaad, hoe kon je veilig slapen? Ik moet een jaar of acht zijn geweest toen mijn broer en zus naar Barend keken. Zelf heb ik denk ik stoer de andere kant op gekeken, maar nu kwam het filmpje alsnog hard binnen. Het was van een onbeholpen maar zuivere schoonheid.
Ik googelde verder en leerde veel. Over de geschiedenis van de Franse serie die eigenlijk Bonne nuit, les petits! heette. Die even ijzige als zoete muziek was van Pergolesi en werd gespeeld door het ensemble Syrinx. De Nederlandse stem van Barend was die van Jan Duiveman, een operazanger, basso profondo, die later televisieregisseur werd. Ik vond een filmpje van het Franse origineel, en dat zag er veel gemoedelijk uit. De poppen praatten met drukke Franse stemmetjes en de beer zong onvast, hees en brommerig, als een aardige oom die iets te veel rookt en iets te veel drinkt; alles leek veel minder gestileerd dan in de Nederlandse versie. En die flats, dat moesten natuurlijk de appartementencomplexen van Parijs zijn, het veilige, smoezelige Parijs van Maigret.
Ik keek nog een keer naar het eerste zwart-witfilmpje, en toen gebeurde er dit: er gebeurde niets. Al die inmiddels vergaarde kennis had een reden gegeven voor wat ik zag en er een context omheen geweven. En daarmee was de magie vervlogen. Ik zag de bedoelingen, de culturele achtergrond, de min of meer lukrake keuzes en de gebrekkige realisatie van een idee. Het opgebouwde referentiekader had de zuiverheid van het beeld bedorven.
Maar toch - een paar minuten lang had ik gekeken als een kind: onbevangen, zonder voorkennis of associaties, zonder vooroordelen. De makers en hun bedoelingen en gereedschappen bestonden niet, het beeld was wat het was, meer niet, een wereld op zich, speciaal voor mij ontworpen.
In die blik schuilt het geheim van de kinderlijke beleving. En dat ik die met de ouderdom al in zicht nog terug kon vinden, al was het maar voor even, vond ik niet minder dan een openbaring. Met dank aan Claude Laydu en zijn Nounours oftewel Barend de Beer. Dag lieve kindertjes, slaap maar lekker!

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Prachtig verhaal, Rookzanger, ach ja, begin jaren zestig, Flip de Tovenaarsleerling, Vier Veren Val, De Duivelsgrot, Loop wat je lopen kan, Mik & Mak, Pipo. Nog zie ik een zwartwit beeld voor me van Pipo die in de serie Pipo & de Waterlanders afdaalt in de diepzee. Dat gevoel van mysterie en spanning dat me toen overstroomde heb ik daarna nooit meer ervaren. Weer even kunnen genieten als een kind? Volgens mij ben ik nooit veel ouder geworden...

groeten, Peter B.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Skadenai!!!

Anoniem zei

Grappig, dat gevoel van spanning bij Pipo en de waterlanders ken ik ook.