dinsdag 5 februari 2013

HOSPICE

‘Nu even diep ademhalen,’ zei ik tegen mijn vriendin.
We bleven nog een moment zitten, stapten toen uit de auto de regen in en belden aan. Een vriendelijke mevrouw deed open. Ze bracht ons naar de juiste kamer en vroeg of we koffie of thee wilden. Ik vroeg me af of ik moest kloppen. ‘Gaat u maar gewoon naar binnen,’ zei ze.
Daar binnen lag F. Of althans, een nieuwe versie van hem. Mijn geest werkte koortsachtig om deze verandering te accepteren. Zijn armen, mager als stokjes, waren kanariegeel, zijn gezicht was oker, alsof hij geschminkt was. Hij leek te slapen maar keek moeizaam op toen hij de stem van mijn vriendin hoorde. Hij raapte zich bij elkaar en liet zich aan een tuitbekertje met soep helpen, waarvan hij een klein slokje nam.
‘Je ligt hier in elk geval mooi,’ zei mijn vriendin. Achter het raam was een boomrijke tuin te zien. Je moet toch wat zeggen.
Terwijl we een hortend gesprek begonnen met onze zieke vriend kwam de koffie, die opvallend goed was. Twee soorten koekjes op een schoteltje ernaast. De deur ging opnieuw open en er verschenen mensen die ik van gezicht kende. Omdat een gewoon sociaal praatje in deze omstandigheden ongepast leek deed ik alsof ik wist wie ze waren. In de loop van het gesprek met F. stapelde zich de benodigde informatie op en het bleken zijn voormalige schoonzuster en haar man te zijn. Zij werkte in de verpleging. Samen met haar man draaide ze F. op zijn andere zij, omdat zijn lighouding hem pijn begon te doen.
F. huilde even. ‘Elke morgen als ik wakker word denk ik dat het een ander is die dit overkomt,’ zei hij. ‘Waarom ik?’ De verpleegster streelde zijn hand. F. bedaarde. De conversatie fladderde aarzelend tussen allerlei onschuldige onderwerpen en streek neer op de pap die F. als kind moest eten om aan te sterken. Zonder de dikke laag bruine basterdsuiker die ik erop kreeg, want dat was niet goed voor hem, zei zijn moeder. ‘Ze bedoelde natuurlijk dat dat te duur was,’ zei F. oplevend. Met de bijtende ironie die we van hem gewend waren vertelde hij over zijn kindertijd, over verveling en verregende vakanties, over de nijpende geestelijke armoe van de kleine middenstand. Ondertussen at hij met smaak een haring, die de man van de schoonzuster op zijn verzoek uit de ijskast had gehaald en in stukjes had gesneden in de gemeenschappelijke keuken. Ik zag nu dat hij een broek aan had die dezelfde donkergele kleur had als F.’s gezicht.
Toen de haring was weggespoeld met een paar slokken van het verse vruchtensap dat mijn vriendin had meegenomen begon F. een verhaal over de rit per ambulance die hem naar dit hospice had gebracht. Het ging over de route. Over de A7 of juist niet over de A7? Halverwege zakte hij in een sluimer weg. Wij vieren stonden er zwijgend bij zonder elkaar aan te kijken, want ook dat leek ongepast. We wachtten welwillend op wat F. verder zou gaan zeggen. Ik overwoog twee opties voor de ontknoping. De route zou hem moeten voeren langs plaatsen die hij nog één keer wilde zien, of de route zou diezelfde plaatsen juist moeten vermijden.
F. opende zijn ogen weer en vervolgde zijn verhaal alsof er geen minuten waren verstreken.
‘Ik wilde natuurlijk over de grote weg.’
En met de stem die ik zo goed van hem kende als hij hoornpassages in symfonieën van Mahler imiteerde deed hij: ‘Tata! Tata!’
Met een loeiende ambulance over de snelweg, dat had hij nog eens willen meemaken, bedoelde hij dat?
Hij knikte glimlachend en sloot zijn ogen.
Toen we afscheid hadden genomen en weer op de gang liepen waren we het erover eens dat het helemaal niet naar ziekenhuis rook, hier in het hospice. Het rook er gewoon, als een huis.
Buiten bleven we nog even in de regen staan voor we in de auto stapten. Vier gezonde mensen die dingen moesten regelen en afspraken moesten maken.
Gelukkig waren er die avond goede programma’s op de televisie, want veel praats had ik niet meer.

1 opmerking:

Hans Valk zei

Mooie laatste zin.
"Praats" is zo'n begrip dat een beetje vergeten lijkt, maar prima in de context van dit verhaal past. Veel mooier ook dan een clichè als: "ik was er stil van".

Los van het literaire of misschien juist dankzij: ik geloof dat ik begrijp wat je voelde.