vrijdag 8 februari 2013

CHIPKNIP

De brenger van slecht nieuws komt zelden op een gelegen moment.
Het was een stralende morgen. Er lag wat sneeuw. Ik manoeuvreerde door de straten van de Bos en Lommerbuurt op zoek naar een parkeermeter die wél op een pinpas werkte toen mijn telefoontje ging. Mijn vriendin. Frank was dood.
Hoewel ik sinds ons bezoek aan het hospice afgelopen zondag voorbereid was op een snel einde was het toch of ik een doffe klap kreeg. Ik zette de auto even aan de kant en hoorde in het kort het verhaal. We bleken die middag getuige te zijn geweest van zijn laatste opleving. De dag erna had hij bijna alleen maar geslapen. Van ons bezoek herinnerde hij zich niks. Hij kon niet meer slikken, de morfine kreeg hij per spuit.
Min vriendin zei: ‘Ik ben blij dat we hem nog relatief goed hebben gezien. Het was zelfs gezellig, af en toe.’
Ik kreeg een vreemd gevoel bij dat woord ‘gezellig’. Daar stel ik me toch iets anders bij voor. Maar mijn vriendin had gelijk, we hadden nog een paar uur echt contact met hem gehad, en Frank had zijn wrange humor ook op zijn doodsbed niet verloren. In het zwarte kader van het sterven moet je zoiets, neem ik aan, als een lichtpuntje beschouwen.
Ik reed terug naar het theater, parkeerde op de plek voor laden en lossen en begon de Bos en Lommerweg af te lopen op zoek naar een automaat om mijn chipknip op te laden. In een Turkse bakkerij kocht ik een amandelbroodje. Ik at het werktuigelijk op maar vond het toch lekker, denk ik nu. Ik geloof niet dat ik op dat moment iets dacht, er werd voor me gedacht.
Voor de deur van het theater nam ik een paar gulzige laatste trekken van mijn pijp. Binnen zocht ik eerst naar de koffiemachine. Met een dubbele espresso kwam ik de donkere zaal binnen. Het licht werd getest. We stemden onze instrumenten. Ik klampte me vast aan routinehandelingen en probeerde de dofheid voor de duur van die middag van me af te schudden. Achter de coulissen deed ik een paar ademoefeningen en schudde mijn armen en benen los.
De voorstelling ging goed. Ik had er zelfs een soort afstandelijk plezier in. Alsof ik met een sombere voldoening toezag hoe mijn automatische piloot zijn werk naar behoren verrichtte. Het is vreemd om te merken dat een mens als het moet niet alleen meerdere taken tegelijk kan verrichten, maar ook zulke tegenstrijdige gevoelens in zichzelf kan herbergen, zonder dat hij de gewaarwording heeft uit elkaar te vallen.
Misschien is dat wat ze levenskracht noemen.

Geen opmerkingen: