dinsdag 23 oktober 2012

MARATHON

De hele zaterdag zat ik in spanning. De marathon! Het jaarlijkse evenement bij het invallen van de herfst waarop de stad verandert in één groot parcours. Vele duizenden sportievelingen rennen of sjokken achter elkaar aan, op weg naar… ja wat? Naar de finish, een arbitrair lint dat zegt: je hebt een prestatie geleverd, door hier te komen. Er zijn echte sporters bij, boomlange Kenianen of tanige, afgetrainde Amerikanen. Er zal wel doping gebruikt worden, zoals het hoort in topsport. Maar de meesten zijn liefhebbers van hardlopen die hun hobby nu gezellig met zijn allen beoefenen. Ik moet dan denken aan lemmingen, maar die vergelijking gaat mank: lemmingen storten zich volgens de legende en masse in het verderf, deze renners vluchten voor de dreigende dood uit.
De ochtend kwam, ik had slecht geslapen. De vorige avond had ik koortsachtig de route bestudeerd. Uiteindelijk meende ik een weg te hebben gevonden die me zonder oponthoud naar mijn plaats van bestemming zou brengen. Toch was ik er nog niet gerust op. Oriëntatie is niet altijd voldoende. Vorig jaar had een website van de gemeente me vóór een bepaald tijdstip vrije doorgang beloofd op de kruising van de Stadionweg en de Apollolaan. Het bleek een loze belofte, want toen ik met mijn auto stapvoets de inmiddels opgestelde afbakening naderde zag ik voor me al een druk gesticulerende automobilist in discussie met de ordebewaarder. Wij konden praten als Brugman, mijn voorganger en ik, en met stemverheffing wijzen op officiële uitspraken van de gemeente, maar de trotse verkeersleider liet zich niet vermurwen. Aan zijn macht voor één dag viel niet te morrelen. Moeizaam manoeuvrerend moesten we op de trambaan omdraaien. Uiteindelijk bereikte ik na veel improviseren en via verre buitenwijken en stukjes snelweg nog net op tijd de plek in Oost waar ik moest zijn. Met verhoogde hartslag en trillende handen.
Ook dit jaar wilde het toeval dat ik uitgerekend op de morgen van de marathon moest werken. Maar op sites van de gemeente vertrouwde ik niet meer. Ik nam nu resoluut een grote omweg, de stad aan de westkant uit en via de A10 in het oosten weer in, die volgens mijn behulpzaam meedenkende vriendin geen problemen zou opleveren.
Het was nog vroeg, een beetje nevelig, een spatje regen. Het donker was nog maar net uit de lucht geweken. Opgelucht dat de dag waar ik zo onredelijk tegenop had gezien daar was koerste ik over de stille Overtoom. De stad uit op het Surinameplein. Richting Utrecht. Ook de ring was op dit uur nog nauwelijks bereden. Bij de afslag Duivendrecht (de S112, ik had me het nummer zorgvuldig ingeprent) ging ik de bebouwde kom weer in. Op de Gooiseweg lagen gele bladeren die nog niet tot modderige pulp verreden waren. Bij het tankstation dat ik me van vroeger herinnerde en dat daar nog steeds bleek te zijn kocht ik sigaretten, een flesje energiedrank en een reep chocola. Lui startte ik de motor weer. Ik had alle tijd.
De schrik sloeg me om het hart toen ik bij het naderen van de Middenweg geplastificeerde mannen in de weer zag met hekken. Er werd geschoven en gewrikt. Het zag er ontmoedigend uit, maar mijn doorgang werd alleen versmald, niet versperd: mijn geplande route bleef legaal en onbelemmerd.
Een half uur voordat de kerk open ging parkeerde ik op het plein. Ik stak een sigaret op en ging neuriënd in mijn bladmuziek zitten lezen. Ik had de finish gehaald.


(Illustratie uit Tom Poes en het Lemland, Marten Toonder, 1960)

1 opmerking:

Hans Valk zei

Sigaretten? Waar is de pijp gebleven?
Voorts: pijptabak inhaleer je niet (vermoed ik), maar sigaretten rook je voor de nicotine, dus die inhaleer je wèl. En dat voor een zanger! Het moet niet gekker worden.