vrijdag 12 oktober 2012

CLAUS

Als je te subtiel oordeelt, altijd maar relativeert en de nuance zoekt, vergeet je wel eens dat er ook gewoon nog zwart en wit bestaan. Ik werd daar gisteren weer eens aan herinnerd toen ik het nieuws zag. Zo’n type als Lance Armstrong, die er alles voor over had om Tourwinnaar te worden en niet zo’n beetje vals speelde, maar echt systematisch de boel belazerde, is dat niet gewoon een slecht mens? Vanuit het Darwinisme gezien moeten we zo’n man misschien bewonderen, want het overlevingsinstinct is sterk in hem. De wil om te winnen domineert zijn hele wezen. Maar omdat ik ondanks alles geloof in de potentiële meerwaarde van de mens ten opzichte van het dier durf ik te stellen: Lance Armstrong is een klootzak. Dat hij zich inzet voor een kankerfonds doet daar niks aan af.
Dit simpele oordeel werd later op de avond bevestigd door het evidente bestaan van het tegendeel van het type Armstrong. Er was een documentaire over prins Claus. Je hoeft maar even in die grijze ogen te kijken, die ook voor ze door Parkinson permanent op staren gingen staan wijd open en bijna argeloos waren, om te geloven in het goede in de mens. Een intelligente, ernstige, goedwillende en eerlijke man. Als er ooit een kwaadwillende journalist bij hem postuum een verborgen agenda kan aantonen eet ik mijn hoed op.
Ik heb hem een keer meegemaakt, prins Claus. We speelden met La Passione op Paleis Noordeinde. De Italiaanse president Scalfaro kwam er een vorkje meeprikken en om het wat gezelliger te maken was de halve Nederlandse regering uitgenodigd. Waarom wij daar waren en hoe dat toeging ten paleize is een ander verhaal – dat bewaar ik graag voor een ander moment, als mijn pen staat naar satire en pret. Waar het nu om gaat is dit: ik stond daar te zingen op een halve meter afstand van de rug van prins Claus. Al na de eerste tonen draaide hij zich in één massieve, starre beweging om, en het hele verdere optreden wist ik zijn ogen op me gericht. Achteraf is het vreemd dat je op zo’n moment nog kan functioneren. Je bevindt je plotseling midden in een koninklijk paleis en bent omringd door mensen die je normaal alleen op het achtuurjournaal ziet. Het staatshoofd zelve applaudisseert voor jouw kunsten. De minister-president wiegt neuriënd mee op jouw gitaarspel. De kroonprins onderdrukt een geeuw om jouw liedjes. Het zal hetzelfde overlevingsinstinct zijn dat Armstrong tot zijn fraude bracht. Ik blokkeerde al die intimiderende indrukken en bewaarde ze voor latere verwerking. Ik focuste me volledig op de muziek.
Na afloop zaten we net als in het uur vóór het optreden in de werkkamer van prins Claus. Een donkere, sobere maar gezellige kamer vol boeken en papieren. Foto’s van de kinderen op zijn bureau. Een plat Haags pratende man in een kostuum uit een slechte operette bracht ons een glas cognac. We bliezen stoom af. De hele autorit naar huis waren we giechelig.
Maar wat dit optreden vooral gedenkwaardig maakte was het moment dat we de eetzaal verlaten hadden en de witmarmeren trap afliepen. Een hofdame snelde ons achterna. Een vraagje van Claus: of hij misschien een cd van ons mocht hebben.
Als het in de jaren daarna wel eens moeilijk was en ik twijfelde aan mijn beroep, was het een troostrijke gedachte dat die goeie, depressieve Claus in onze muziek iets had herkend: een verwante melancholie misschien, een onder de wulpse Napolitaanse saus schuilgaande ernst. En dat hij in die intieme werkkamer, goed verborgen voor het achtuurjournaal en zonder lintjes om door te knippen, de knellende stropdas af, naar een cd van La Passione heeft geluisterd. Misschien maar één keer, maar misschien ook wel vaker. Dat neemt niemand me meer af. En als u een glas cognac en een tabletje Valdispert buiten beschouwing bereid bent te laten, heb ik er niet eens doping voor hoeven gebruiken.

Geen opmerkingen: