vrijdag 6 april 2012

TAAB2

Mijn zoon kwam thuis om een was te draaien. Hij had een pakje in zijn hand. ‘Voor jou. Bol.com.’ Ik legde mijn gitaar weg en nam het aan. Met mijn duimnagel ritste ik het open. Een cd. Door het cellofaan heen zag ik het logo van een fluitspelend mannetje en las ik: ‘Jethro Tull’s Ian Anderson TAAB2’. Met mijn pijpenstoker verwijderde ik het plastic. Ik stopte de cd in de speler. Even alvast een stukje horen. Er gebeurde niks. Ik drukte op willekeurige knopjes. Mijn zoon, die erbij was blijven staan, zei: ‘Laat mij maar even.’ Even later klonk een aanzwellend geruis. ‘Geduld, pap,’ zei hij, ‘een fade-in, net als op het origineel.’ Dat origineel, waarop deze cd het late vervolg is, heet Thick as a Brick en verscheen in 1972. Jethro Tull was toen een band die het toppunt van zijn kunnen aan het bereiken was. Frontman Ian Anderson stond met zijn ene been op een aardstraal: alles wat hij aanpakte werd goud. Stijl en toon van de band waren precies goed; ze vielen samen met hun tijd en straalden overmoed en levenslust uit. Ik draaide Thick as a Brick, een speels en geheimzinnig conceptalbum, grijs op mijn Lenco platenspeler. Dat de plaat een Pythoneske persiflage was op het concept 'conceptalbum' drong niet echt tot me door. De muziek sleepte me mee, vervoerde me, doordesemde mijn dagen. Ik beleefde toen mijn eerste grote liefde. Die hele lente lang was Tull’s muziek de bruisende verklanking van mijn geluk. Toen het voorbij was had de muziek die periode in haar weefsel opgezogen en vanaf dat moment was zij voorgoed gedrenkt in weemoed. Ik bleef Jethro Tull trouw, en anders dan mijn liefde bleven zij mij ook trouw. Mijn ontwikkeling liep parallel met die van de band. Ze werden ouder, cynischer, korthariger en uiteindelijk bezadigder. Het laatste album, uit 1999, kocht ik alleen nog maar uit loyaliteit. Wel bleef ik ze op afstand volgen. Ik bekeek zo nu en dan hun website en stelde vast dat ze verzand waren geraakt in een eindeloze reeks remixen en jubileumuitgaven. Ze waren in hun eigen mythe gaan geloven en die scrupuleloos aan het uitmelken. Groot was dan ook mijn verrassing, en even groot was mijn scepsis, toen ik las dat Ian Anderson, nu op persoonlijke titel, dit voorjaar zou komen met een vervolg op Thick as a Brick. Zou hij de herinnering aan die legendarische plaat niet beduimelen, te schande maken zelfs? Wat kon deze ondernemende bejaarde nog toevoegen aan zijn jeugdige magnum opus? Ik was nieuwsgierig, en verbaasd over zoveel overmoed. De maagdelijke schijf voor het eerst met rode oortjes in een platenwinkel beluisteren, zoals vroeger, vond ik riskant. Een mogelijke teleurstelling zou dan extra hard aankomen. Ik besloot hem zakelijk via internet te bestellen. En zo stond ik dan in de kamer. De muziek ontvouwde zich. De zon brak door. Ik wilde alleen een voorproefje nemen, want ik moest de deur uit. Maar ik werd gepakt door een melodie en ging er toch maar even bij zitten. Een klein uur later keek ik geschrokken op de klok en zag dat ik geen tijd meer had om te eten. Ik schoot mijn jas aan en griste een pijp uit het rek. De tijd was voorbij gevlogen. 

 (Illustratie: The Minstrel, door Rosanne van Spaendonck)

4 opmerkingen:

Roberto zei

Hij viel je dus wel mee?
Ikzelf hoor heel veel echo's van uitgerekend mijn favoriete "Catfish Rising", dus dat zit wel snor.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Een grote echoput is het - en dat is juist het goede eraan: IA blikt genietend terug op zijn rijke muzikale verleden. Ja, hij viel dus mee. Vooral het levende element erin: veel quasi live materiaal, niet de steriele perfectie van zijn solowerk, zelfs een heuse Gibson-scheurgitaar. Leve het ontslag van Martin Lancelot Barre! Hoorrah!

Jan Voorbij zei

Wat een leuk verhaal! En zo herkenbaar dat ik denk dat we even oud zijn. Als Tullfan van het eerste uur (1968...) snakte ik naar een nieuw album. Dat is er nu, of eigenlijk meer een soort van, want ik mis Martin's bijtende gitaarwerk als sambal bij de nasi. Ik heb hem nu al een week in mijn speler. Nooit eerder kwam een rockster op het idee een sequel te schrijven op een eerder album. Typisch Andersoniaanse eigenzinnigheid. Het album bevat enkele muzikale verwijzingen naar TAAB1, elementen uit de late Tull-stijl en Anderson's soloalbum van 1999 - 2009, akoestische en gesproken gedeeltes en enkele rocksongs die mij vergenoegd gnuivend achterover doen leunen. Vooral "A change of horses" vind ik mooi. Alles wordt low-key gespeeld, zodat Ian het toch nog kan zingen. Nu ik ook de teksten te pakken heb ga ik eens kijken of er weer e.e.a. geannoteerd kan worden.

Jan Voorbij
www.cupofwonder.com

Roberto zei

@Jan:
"Nooit eerder kwam een rockster op het idee een sequel te schrijven op een eerder album."
Ik denk dat je Tubular Bells 2 van Mike Oldfield ook wel een sequel kunt noemen. En Joe's Garage 2 en 3 van Zappa...