Je kunt het een dwangmatig trekje noemen, of zorgvuldigheid: ik zet nooit een muziekstuk uit voor het afgelopen is, en leg een boek pas weg als het van kaft tot kaft is gelezen. Zelf beschouw ik het als een soort loyaliteit. Een schrijver moet het wel heel bont maken wil ik de lezing van zijn werk beëindigen voor het boek uit is. Er liggen er wel een paar naast mijn bed: Eco’s De begraafplaats van Praag (hemeltergend saai) en De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera (ondraaglijk licht). En het slechtste boek over Italië dat ooit geschreven werd: Sicilian Carousel van Lawrence Durrel (te pedant voor woorden en niet terzake). Tonio van A.F.Th. van der Heijden dreigde op dat stapeltje terecht te komen, maar eergisteravond heb ik het eindelijk uitgelezen, met een zucht van verlichting.
Wat is er mis met Tonio? Het stelt ons lezers niet voor een literair maar voor een moreel probleem. Tonio is de 'requiemroman' die van der Heijden schreef voor zijn verongelukte zoon. Het is nadrukkelijk non-fictie, gegoten in een literaire vorm. Mag je objectief blijven in je beoordeling van dit boek als literatuur, als de aanleiding ertoe zo vreselijk is? Simpelweg door dit boek te schrijven en ons uit te nodigen het te lezen, dwingt de auteur ons in een spagaat. We zijn als voyeurs van zijn leed medeplichtig, en mogen niet meer oordelen. Ik heb me de eerste paar honderd bladzijden flink geërgerd aan wat ik las. Aan het wijdlopige geouwehoer, aan het egocentrisme, aan de larmoyante herhalingen. Ja zelfs aan het subject: zoals over elk romanpersonage heb je als lezer allerlei gedachten over Tonio. Maar als die soms niet zo aardig uitvielen durfde ik ze mezelf nauwelijks te bekennen, uit een soort bedremmelde piëteit jegens de auteur, met wie ik uiteraard diep medelijden heb. Dat is de tang waarin van der Heijden ons heeft.
Natuurlijk komt het boek oncomfortabel dichtbij. Ik heb zelf kinderen in die leeftijd, die ook vaak ’s nachts aangeschoten en zonder licht door de stad zwalken. En het speelt in mijn buurt. Elke locatie vormt ook het decor van mijn wereld. Dat maakte het boek extra naar om te lezen. Maar die vereenzelviging met de materie komt door toevallige overeenkomsten met de situatie van de auteur, niet door het beeld dat hij overbrengt van zijn rouw, want dat liet me aanvankelijk merkwaardig onaangedaan. En ook daar schaamde ik me weer over, want die man was toch immers zielig?
Dit vroeg iedereen zich af, toen het boek verscheen: hoe kan je nog schrijven als je zoiets overkomt? Misschien is het niet een morele kwestie, maar een praktische. Misschien kun je het ook niet. Als ik me stoer losruk uit mijn medelevende scrupules zeg ik: die eerste helft is niet goed. Die had hij niet moeten publiceren.
Maar halverwege neemt Tonio een andere wending. De zoektocht naar het geheimzinnige meisje Jenny dat vlak voor zijn dood door Tonio werd gefotografeerd brengt een bescheiden element van suspense in. Bovendien gaat het verhaal over in dagboekvorm, wat identificatie erg vergemakkelijkt. Slechts een barokke en epische passage aan het slot (de vintage van der Heijden waar de pers op doelde?), over de huldiging van het nationaal elftal, doorbreekt de indringende soberheid van het relaas. Daar komt de literatuur om de hoek kijken, en, hoe goed geschreven ook, dat voelt als ongepast. Had hij er die maar helemaal buiten gelaten, die literatuur, en de eerste pak weg vierhonderd bladzijden voor zichzelf gehouden, dan hadden we hier een pregnant en ingrijpend egodocument in handen gehad.
Dit zou een mooie conclusie zijn, maar Tonio leent zich niet voor eenduidige conclusies, daarvoor verontrust het boek te veel, in meerdere opzichten. Uiteindelijk is er ook het raadsel waarom het niet op mijn stapeltje onuitgelezen boeken is beland. Daarover dit: van der Heijden is een van de allerbeste romanciers van ons taalgebied. Hij heeft in hoge mate de gave van het woord. Dat hij je een boek door de strot dwingt dat je eigenlijk niet wilt lezen is misschien wel het ultieme bewijs van zijn meesterschap. Dat is magie. Zwarte magie, zo u wilt.
1 opmerking:
Van afstand, zonder het boek te hebben gelezen, had ik gevoelsmatig ook reserves. Waarom zo snel na de dood van Tonio zo'n boek publiceren? Ik zeg met opzet niet 'schrijven', want ik kan me voorstellen dat Van der Heijden zijn gevoel van dat moment wilde vastleggen. Je loopt het risico dat tijd de wond heelt; daarna kun je het nooit meer opschrijven zoals je dat vlak na het gebeurde wèl kon. Uitgeven van zo'n boek kan dan altijd nog. Eventueel jaren later, als alles is bezonken en je misschien beter kan beoordelen of het ook echt moet en in die vorm.
Maar al meteen daarna komt de twijfel. Op die manier denken over je schrijven is wel erg rationeel in een dergelijke situatie. En inderdaad: hoe kan je schrijven als zoiets je overkomt?
Anderzijds: schrijven, maar niet direct publiceren kan in de ogen van de schrijver ook een zwaktebod zijn. Als je behoefte hebt om een stream of consiousness te presenteren, moet je jezelf misschien niet gelegenheid geven daar in tweede instantie nog op terug te komen.
Voor het overige vind ik dat je je gevoel over dit boek buitengewoon subtiel hebt verwoord. Ik zie je over eieren lopen maar dat doe je met grote elegantie, vind ik. Nu al één van je mooiste stukjes van dit jaar, wat mij betreft.
Een reactie posten