dinsdag 24 januari 2012

TELEFOON

Mijn dochter was jarig. Ik had een huis vol twintigers. Niet zo verwonderlijk dus, dat het gesprek veel over moderne omgangsvormen en sociale media ging. Mijn kinderen zijn daarin verdeeld: mijn oudste dochter, die het liefst naar muziek van voor 1980 op vinyl luistert, doet mondjesmaat en met enige tegenzin mee aan Facebook en belt sporadisch. Mijn zoon heeft een smartphone in plaats van een rechterhand, overal waar hij gaat hoor je piepjes. Als het kon zou hij ook bij het gitaarspelen dat ding nog vasthouden. Mijn jongste dochter bewandelt een gulden middenweg: ze chat wel veel, maar gebruikt haar mobiel alleen als het nodig is.
Ik had warme focaccia rondgedeeld en ging naar de keuken om me met het hoofdgerecht bezig te houden. Omdat er vegetariërs bij waren kookte ik spaghetti alla Norma. Een berg aubergineplakjes had in het zout staan trekken en moest nu afgespoeld worden, drooggedept, en gefrituurd. Mijn zoon stond met een blikje bier tegen de ijskast geleund en hield een lezing voor mijn vriendin over hoe de nieuwe media menselijke relaties beïnvloeden. Ik probeerde goed te luisteren terwijl ik de aubergines uitkneep.
WhatsApp, leerde ik, had zeer gemengde zegeningen. Je volgde elkaar overal en altijd, en dat werkte onbedoeld argwaan en jaloezie in de hand. Als iemand niet snel reageerde of al lang niet meer online was, ging je al gauw van alles denken. Vooral de groene vinkjes waren de hel.
Hier vormde zich een vraagteken in mijn hoofd. Maar de olie begon te sissen, dus ik liet de groene vinkjes maar even voor wat ze waren. Ik probeerde me een leven voor te stellen waarin je vierentwintig uur per dag met anderen verbonden was, niet eens virtueel maar feitelijk. Een soort telepathische symbiose. Leefden die jongelui niet in een totaal andere wereld dan ik? Voor hen gewone dagelijkse dingen waren voor mij de half begrepen parameters van een sciencefictionuniversum.
Mijn zoon grinnikte een beetje en bekende dat hij wel eens spijt had van de dag dat hij zijn smartphone had gekocht: de aanbieding was verleidelijk geweest, an offer you can’t refuse. Het piepende toverpoortje naar het simultane brein van zijn vrienden maakte alles vaak onnodig ingewikkeld. Je moest constant alert zijn. Maar, zo begreep ik, er was een revolutie in de maak. Er was iets nieuws op de markt. Een cool gadget. Een state of the art toestelletje waarop je haast niets kon. Geen display, alleen wat toetsen.
‘Zoals mijn ouwe Nokia?’ vroeg ik.
‘Nee, nog veel meer basic. Alleen nummers. Je kunt zelfs niet sms’sen.’
Ik schepte een portie aubergine uit de olie.
‘O, een telefoon, bedoel je?’
Ik zie de laatste tijd steeds meer jonge mannen met baarden en donkere brillen. Binnenkort, voorspel ik u, doen alleen vlotte zestigers met baseballpetten en hun zich achter speelse avatars verbergende vrouwen nog gezellig aan Facebook. De jeugd schrijft dan weer brieven, met de hand. Ik bied me aan voor een spoedcursus Nederlands.

Geen opmerkingen: