dinsdag 17 mei 2011

AJAX


Plotseling zwaaide ik licht heen en weer in mijn bureaustoel, alsof ik op het dek van een schip zat. De ramen beefden, de gordijnen bewogen. Toch was het windstil. Een razendsnelle reeks oorverdovende knallen klonk op, de katten schoten weg. In de verte hoorde ik het joelen en schreeuwen van een massa.
Riepen ze nou echt ‘Joden’?
Het leek goddomme wel oorlog. Ik moest me met geweld voorhouden dat de knallen niet van mitrailleurs maar van rotjes afkomstig waren, en dat het huis niet op zijn grondvesten schudde door een bominslag, maar doordat de Amsterdamse veengrond de trillingen voortplantte van vele tienduizenden mensen die verderop, op het plein, hossend op en neer sprongen. Arm museumplein, toch al een zorgenkindje. Het had zich nog maar nauwelijks hersteld van de 5 mei-viering of er had zich alweer een mensenzee verzameld: dit keer niet om de afgod Herrie te aanbidden, maar om massaal hulde te brengen aan diens machtige broer Voetbal. Want Ajax had gewonnen. Als ik het van te voren geweten had was ik de stad uitgevlucht. Ik weet nu hoe een aardbeving voelt. Ik woon op drie hoog, veilig verheven boven het straatgewoel, in een gebouw van degelijk baksteen, uit een goed bouwjaar. Dat zo’n solide bastion daadwerkelijk kan trillen en beven door de verzamelde inspanningen van een heleboel mensen is beangstigend. Als je hier niet meer veilig bent, waar dan wel?
Ik trok de gordijnen dicht. Ik zette de tv aan. Ik schonk mezelf een groot glas granaatappelsap in. Uit een rekje pakte ik een paar oude pijpen die ik lang verwaarloosd had. Ik wreef ze in met dikke gele bijenwas, die geruststellend rook naar terpentine en oude schuurtjes. Ik liet ze opdrogen, terwijl ik met een half oog naar The Da Vinci Code keek. Na een minuutje of tien begon ik de was zorgvuldig uit te wrijven met een schone theedoek. Mijn handpalm gleed liefkozend, met een stevig knedende beweging, keer op keer over het warme hout, dat mooi begon te glimmen. Buiten werd het langzaam donker en langzaam stil.

Geen opmerkingen: