dinsdag 10 mei 2011

MEIREGEN

Een van mijn mooiste herinneringen aan meiregen ziet er zo uit: een oude, wat vervallen villa aan het Vondelpark. Een leerlingenavond. De tuindeuren stonden open en een steile, lauwe regen begeleidde de liederen van Schubert en consorten. Na afloop was iedereen opgelucht en vrolijk, uitgelaten zelfs. Complimenten vlogen over en weer. Er was een bar. Ik dronk whisky. Ik was trots op mijn leerlingen en verbroederde met hen. Toen ik later naar buiten liep met mijn armen vol muziek en bloemen kwam ik in een zwaar geparfumeerde sauna terecht: de natte meidoorns roken bedwelmend, de geur steeg me meer dan de whisky naar mijn hoofd. Ik fietste in een droom naar huis. Drinkers en andere genotzoekers willen een flinke dot slagroom op elke goede stemming, op elke mooie ervaring, het is nooit genoeg. En terugblikkend zien ze door de vette topping de aanleiding daartoe nauwelijks meer. Het is de slagroom waarop ze zich blindstaren. Hebben ze de drank inmiddels laten staan, dan zien ze om in spijt: zo wordt het nooit meer. Maar ze vergeten dat er onder die slagroom een heerlijk taartje zat. Dit bedacht ik terwijl ik op het terras van het Ronde Blauwe Theehuis zat, vele jaren later, in datzelfde Vondelpark. Ik schuilde er voor de regen onder een grote boom, rookte rustig mijn pijp, luisterde naar de vogels en keek naar de verregende lampionnen en het onbeduidende gedoe in het stille natte park. Feitelijk in diezelfde behaaglijke stemming, die bui van voldaanheid en mijmering, een roes bijna, die ik altijd maar weer associeer met alcohol. De bloesembomen roken net als toen. Een toefje slagroom zou lekker wezen, maar nodig was het niet.

1 opmerking:

Hans Valk zei

Mooi stukje.
De ervaring dat een sterke beleving van een sfeer of een situatie niet altijd versterking nodig heeft door middel van drank of andere stimulantia deel ik ook weer met je, geloof ik.
Als ik thuis op m'n gemak in de stoel zit, met een boek dat me boeit of een film die de aandacht vasthoudt, dan is er na een tijdje toch altijd de drang naar een flesje bier, of twee. Eventueel een whisky en een bakje borrelnootjes (mijn enige echte verslaving, zoals ik je wel eens heb opgebiecht).
Zit ik echter op m'n boot, ergens voor anker liggend of drooggevallen op het wad, dan is die behoefte er zelden. Het uitzicht, de geluiden, de zoute lucht. Alle zintuigen zitten er vol mee en geen enkel roesmiddel kan er iets aan toevoegen. Teruggekomen van de boot, na een tochtje van een week of meer, blijk ik ook altijd een paar kilo te zijn afgevallen.
Je moet iets hebben met dergelijke natuur, misschien. Maar als Bloem iets meer natuurliefhebber was geweest inplaats van te dichten: "wat is natuur nog in dit land..", dan had ie misschien ook wat minder gezopen.