dinsdag 24 mei 2011
MISTER WILFRED
In de pauze van de repetitie maakte ik een praatje met Leo. Leo groeide op in het Osdorp van de jaren ’60 en ’70 en haalde alle plezier uit die buurt dat maar te halen viel. Nu, tot rust gekomen na een zwerflustig leven vol drugs en macrobiotiek, vond hij het tijd om iets terug te doen voor zijn buurt. Zo was hij lid geworden van de plaatselijke theatergroep.
Leo vertelde over Kwak, het legendarische jeugdhonk, waar ik ooit niet durfde te kijken naar mijn eerste pornofilm, toch al nauwelijks zichtbaar door de hasjwalmen, en over de pas overleden Rob van der Weert, de Osdorpse Jimi Hendrix. Plotseling dook in zijn verhaal, dat hij vertelde met een levendigheid alsof de gebeurtenissen zich gisteren hadden afgespeeld, de naam Wilfred op. Ik was niet op mijn qui vive en had niet meteen door dat het over mijn Wilfred ging.
Wilfred van Leeuwen was de bassist van de verschillende bandjes waarin ik speelde in mijn schooltijd. De niet bestaande auteur Teresa Ficaferra beschrijft hem in Ik was verliefd op John Glascock als volgt:
‘Hij was [...] “the nearest thing to rock & roll”. Hoewel nog op school droeg hij de geur van de wereld met zich mee. Hij was brutaal, had her en der adresjes waar hij goedkoop aan kaartjes, apparatuur, drank, stuff en sigaretten kon komen, deed geheimzinnig over contacten in de onderwereld, ging een beetje gehaast door het leven alsof hij altijd ergens iets moest ritselen, en speelde bas.
Hoewel ik niet echt verliefd op hem was, heeft deze stroharige half-albino die eigenlijk lelijk was maar honing aan zijn kont had, me ontmaagd. Tijdens een repetitie van zijn band, op een matras in de hoek van de zolder. De rest van de jongens was aan het klieren en improviseerde liedjes, bluesjes met teksten als: Mister Wilfred, on the bass he’s no good.... Mister Wilfred, he can sure play his flute.
Wilfred ging in en uit, niet alleen in mij, wat ik tamelijk onverschillig onderging, maar in alles wat hij deed. Hij kwam steevast te laat op afspraken, kwam dan het liefst onder het wuiven van excuses door het raam naar binnen, bracht wat cadeautjes mee die hij terloops uitdeelde, en verdween al gauw langs dezelfde weg. Zijn contacten met de wereld waren oogverblindend, maar werden nooit meer dan handwarm. Die hele tijd dat ik met hem ging bleef hij een oningevulde figuur, die in een hoger tempo door de omliggende werkelijkheid koerste dan ik. Toen het uit was verbaasde het me hoe weinig ik eigenlijk van hem wist.’
Ik vertelde Leo dat ik Wilfred later nog wel eens had ontmoet. En dat hij na een chaotisch leven op zijn veertigste gestorven was aan een overdosis. Zo betaalde ik hem terug voor het doodsbericht van de Osdorpse Jimi Hendrix, die ik vroeger mateloos bewonderde.
Tijdens ons gesprek, met uitzicht op de winderige en zonnige Sloterplas, was er bijna onmerkbaar iets veranderd. Ik was niet meer de muzikale leider en componist van de theaterproductie, afgedaald van zijn ivoren toren in Zuid, Leo niet meer de goed bedoelende acteur op leeftijd. We waren twee oud geworden jongens van hier. Ik wilde roken maar liet mijn pijp in mijn zak. In plaats daarvan bietste ik een sjekkie van Leo.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
3 opmerkingen:
Mister Wilfred heb ik jammer genoeg niet gekend, maar John Glascock deed wel een belletje rinkelen. De bassist op mijn enige Jethro Tull album, de live dubbel-LP 'Bursting Out'. Googelen op Teresa Ficaferra leverde vervolgens weer niets op. Op John Glascock des te meer. Het genoemde album verscheen volgens het label in 1978 en al in 1979 verwisselde Glascock het tijdelijke voor het eeuwige.
Dat lezende denk je: "ach, weer een drugsdode", maar wat blijkt: een van John's hartkleppen is aangetast door een infectie die zijn oorsprong vond in zijn gebit. De hartklep wordt vervangen door middel van transplantatie. Na minder dan een jaar wordt de nieuwe klep door het lichaam afgestoten, wat John het leven kost. En dat na slechts 28 jaren in dit ondermaanse.
Hoe ontroostbaar zal Teresa zijn geweest?
(John werd overigens vervangen door Dave Pegg van Fairport Convention, dat net formeel was opgedoekt. De één z'n dood is de ander z'n brood.)
Als gezegd, Teresa F. bestaat niet; wat haar er overigens niet van weerhouden heeft om een stuk te schrijven voor de Jethro Tull-special van 'Het Eenmalig Tijdschrift', een uitgaafje van Robert Eksteen en mij uit 1989.
Ah! Een tip van de sluier! Een special van een eenmalig tijdschrift, dat dus kennelijk minder eenmalig was dan de titel beweert. Logisch gebruik van het woord 'special' impliceert toch dat er ook minder speciale uitgaven zijn geweest.
Wat nieuwsgierig maakt, maar mij ook doet beseffen dat ik werkelijkheid en verdichtsel misschien niet verder moet vermengen dan nodig is..
Hoe het ook zij: 1989, Google bestond nog niet.
Een reactie posten