vrijdag 9 juli 2010

BLOKKER

Wij lazen thuis twee kranten: De Volkskrant en Het Parool. Dat kwam zo: mijn ene, socialistische opa had in de oorlog het toen nog illegale Parool rondgebracht, mijn andere, oer-katholieke grootvader was personeelschef van De Volkskrant. Toen De Volkskrant het boegbeeld werd van de linkse journalistiek, zou het in de lijn der dingen hebben gelegen dat mijn uiterst behoudende vader haar het huis uit had gemieterd. Dat dat niet gebeurde kwam door de zaterdag-editie. Zaterdagmorgen zette mijn vader zich op de bank, aan de koffie, nog niet aan de drank op dat uur, zette de leesbril op, en sloeg de verse krant open. Hij bladerde ongeduldig. Zijn ogen hechtten zich vast aan wat hij zocht. Steevast klapte even later zijn hoofd achterover en ontsteeg een bulderend, jazelfs Homerisch gelach zijn opengevallen mond. 'Mea, moet je dit horen!' riep hij mijn moeder erbij, die braaf glimlachend luisterde naar wat pa, nogmaals schaterend, voorlas. Wat mijn vader iedere zaterdag zo in extase bracht, was de column van Jan Blokker. De luis in de pels van de traditionele journalistiek, die zijn hele leven heeft geweigerd lid van de vereniging van journalisten te worden, omdat hij vond dat een journalist onafhankelijk diende te zijn. Toen het abonnement stopte (de krant werd te rood, mijn vader kon het niet meer aan), bleef hij de zaterdag-editie lezen: mijn oma had immers een gratis abonnement voor het leven, als weduwe van een van de oprichters. Het lachen werd in de loop der jaren wat minder Laurel en Hardy-achtig, soms zelfs vervangen door bedenkelijk hoofdschudden en een wrange glimlach tegen wil en dank, maar 'Blokker', dat bleef een begrip. Vergeet ook dit niet, lezer van deze tijd: in die dagen schreef een columnist niet iedere dag een stukkie over zijn hondje of zijn 'geslachte' grote vriend (u ziet, ik lees Het Parool, met volle overtuiging trouwens, de geest van mijn opa van moederskant waart er nog steeds in rond), maar kwam hij, De columnist, de enige (tegenwoordig hebben kranten er wel twintig) elke week met een grondig, weldoordacht en vaak briljant mini-essay voor de dag. Zelf heb ik nooit zoveel met Blokker gehad, zoals ik ook niet zoveel met de in geest met hem verbonden VPRO heb, al hun goede bedoelingen ten spijt. Maar als ik zijn naam hoor, 'Jan Blokker', herinner ik me mijn vaders zaterdagse schaterlach, en schiet acuut in een goed humeur. Uit de obituaria begrijp ik dat Jan Blokker, hoewel als scribent vaak vilein en peperig scherp, als persoon een aimabele, zelfs lieve man was. Dat deed me onmiddellijk denken aan een andere schrijver, die ik de eer heb goed te kennen: Meijsing (Geerten, niet Doeshka). Beroemd om zijn diepgang, stijl en lyriek maar berucht om zijn bittere, soms zure, alles afbrandende kritiek, vooral waar die het Nederlandse literaire leven betreft, - maar... in de omgang? Ik ken geen galanter, hoffelijker en meelevender mens dan deze Gesel van de Grachtengordel. Blokker en Meijsing, een rare combinatie, wellicht, 'bien etonnes de se trouver ensemble', zo op het oog. Moraal, derhalve: verwar de schrijver niet met de mens! Jan Blokker is dood, 'Blokker' leeft voort. (Beroerde punchline, deze, de rascolumnist Blokker zou zich ervoor schamen. Misschien bedenk ik later een betere.)

1 opmerking:

Anoniem zei

Ja, Blokker was de luis in de pels van links Nederland. De kwalificatie 'linkse kerk' is niet door hem uitgevonden, maar het had gekund. Want ondanks dat ik mezelf links van het midden bevind (nee, géén D'66; bewaar me!); naar mijn idee bestond die linkse kerk wel degelijk.
Blokker was diep in zijn hart natuurlijk ook links, maar hij was daarnaast ook een groot kenner van de geschiedenis en volledig vertrouwd met het menselijk gebrek. Dat maakte hem net iets te cynisch om in iedere linkse illusie te geloven.
Z'n columns waren inderdaad bijna volwaardige essay's.

Dat heb je goed gezegd en prachtig verpakt in een sfeerbeeld uit je eigen jeugd. Mooi stuk!

--
Grote Groet,
Hans Valk