dinsdag 5 september 2017

Van Wesel naar Heimbach: een rondje Duitsland


4. Westerwald

Toen we incheckten had ik hem aan het middagmaal zien zitten met de familie: een oude Griekse schaapherder, kromgegroeid, mager, gelooide huid, witte snor. Nu stond hij met kaarsrechte rug aan onze tafel en nam bestellingen op. En hoe! Bij elk gerecht dat we noemden fronste hij. Geschokt, leek het wel, door wat we daar opperden. Dan dacht hij even na, en ten slotte knikte hij toegeeflijk, met scheef hoofd: zijn kin boog naar links en zijn rechteroor naderde zijn rechterschouder. Het ging allemaal snel, in vloeiende lijnen; misschien was het zijn gewone manier om zijn trots te verzoenen met zijn nederige werk. Hij gaf aan: ik doe het niet, misschien vandaag nog niet, maar ik kán jullie bestellingen weigeren!
Dit restaurant Pegasos, annex hotel Friedrich, was onze redding geweest in Hachenburg, ‘de parel van het Westerwald’. Al tijdens ons bezoek aan de statige cisterciënzer abdij Marienstatt met zijn bemoste bomen begon het te druppelen, maar toen we Hachenburg binnenliepen ging de hemelse kraan met overtuiging open, voorlopig niet van plan zich te laten sluiten. Een koude regen, ook dat nog.

De avond tevoren hadden we nog met plezier onder het afdak van een ‘bikershotel’ naar de regen zitten kijken. Ik doodde er de tijd met het maken van een kwatrijntje of twee.

Boele's Place

We hebben, vermoeid van de stijgende wegen,
een plek in een herberg voor bikers gekregen.
Daar kijken we stil naar het druipende groen;
een eekhoorn hipt door het gat in de regen.


De eigenaar, een Nederlander met een enorme grijze baard, had ons gezegd: ‘Zij kookt vanavond. Als jullie willen, kun je mee-eten.’ Ons tentje stond op het veld achter het hotel. We waren welkom, ook al reden we geen motor. Het buffet was overdadig en uitstekend. Ook die nacht had het fiks geplensd, maar ’s ochtends hadden we het tentje toch redelijk droog het busje ingekregen.

Hachenburg was heel wat minder gastvrij dan het knusse Boele’s Place met zijn bric-à-brac en zijn huiselijke keuken. Aan het marktplein lagen weliswaar een paar aardig ogende hotels, maar die waren allemaal potdicht, zeker tot vijf uur. De VVV bood uitkomst. Na flink kloppen verscheen er een slaperig hoofd achter de deur van hotel Friedrich, iets buiten het centrum. Gesloten! Jaja, dat begrepen we inmiddels, alles was hier ’s middags dicht. Maar konden we een kamer krijgen? Dat kon, al ging het niet van harte. Een hete douche later, droge kleren aan het lijf, gingen we opnieuw het stadje in, met het voornemen er wat te drinken en een restaurant te zoeken. Iets drinken bleek vóór dat heilige uur van vijf niet mogelijk, en de restaurants lokten ons sowieso niet. Dus maakten we rechtsomkeert naar ons hotel en aten voor de tweede keer binnen een week Grieks in Duitsland.

We waren in de Koppacher Schweiz terechtgekomen op aanbeveling van mijn nieuw-aangeschafte landkaart ‘met zoom-functie’, die de regio speciaal tipte om zijn verdroomde valleien, ruisende wouden en kronkelende stroompjes. Misschien waren ze er moe na het afsluiten van het toeristenseizoen, of misschien zat het weer gewoon niet mee, maar ik was blij deze overschatte streek met haar smoezelige parel H. de rug toe te keren.

- Wordt vervolgd -


Geen opmerkingen: