vrijdag 28 februari 2014

NACHT EN ONTIJ



Wij, Torralba & Gauricus, Tlazolteolf, Paramon Liba & Avernos, Palo Hash Gondolin, Albertus Kossius, Antonius Vossius en Baldewinus Grotius!


Vandaag is het vijfenveertig jaar geleden dat Nacht en ontij verscheen, las ik op Facebook. Er was een link naar Heksensabbath bij, het pièce du résistence van die cultplaat van Boudewijn de Groot. Ik besloot die later op de dag aan te klikken, als ik er de rust voor had.
De dag verstreek en het kwam er niet van. Weliswaar regende het, maar de regen was te koud en te miezerig om me in de prettige melancholische stemming te brengen die bij de legendarische plaat hoorde. Een plaat die als een bom was ingeslagen in mijn dertienjarige gemoed – dat was precies waar we op zaten te wachten en wat we nooit hadden kunnen voorzien! Een mystiek luisterspel, een mengsel van rock, poëzie en psychedelische effecten, gedragen door zwaar romantische, quadrofonisch rondwentelende strijkers. Mijn gelijkgestemde vrienden en ik luisterden er keer op keer naar, meestal met een kaarsje aan, soms in het pikkedonker. Goths avant la lettre. Nacht en ontij werd een begrip, een cultus die wel wat aan een alternatieve kerkdienst deed denken, een zwarte mis.
Boudewijn keerde, toen de rook om zijn hoofd was verdwenen, weer terug naar zijn samenwerking met Lennaert Nijgh en zijn liedjes. Hij verloochende zijn experimentele uitstapje maar wij vergaten dat niet. We groeiden op en de plaat bleef op de achtergrond aanwezig. Toen mijn kinderen groot genoeg waren wijdde ik ze in de mysteriën van mijn puberfantasieën in. We waren op vakantie, boven de kale graanvelden van Picardië woedde een onweer, en de autospeakers, voor en achterin, realiseerden voor het eerst overtuigend de beoogde quadrofonie, de cello’s draaiden duizelingwekkend rond door mijn Nissan. Het immense decor buiten was volmaakt – we reden in een spookachtige illusie. Mijn oudste dochter, die een hang naar de hippietijd heeft, zette hem in de jaren daarna nog wel eens op, maar ik luisterde met een half oor. Net als zovele andere dierbare dingen werd Boudewijns ‘luisterfilm’ iets van het verleden.

Ik had me al half uitgekleed, de dag was niet zo lekker verlopen en ik was blij dat ik naar bed mocht van mezelf. Toen ik mijn pc wilde uitknippen dacht ik weer aan de YouTube-link. Nou vooruit. Ik stak een kaars aan, zette het volume hoog en ging in een stoel zitten. En daar ontrolde het hele spektakel zich weer. De bassen dreunden lekker uit mijn woofer, de elektronische effecten piepten hysterisch uit mijn tweeters. Boudewijn declameerde geëxalteerd maar messcherp: al die joints verdoezelden zijn dictie niet in het minst. Het viel me op dat de cello’s niet zo heel goed waren ingespeeld, dat de scèneovergangen soms schokkerig verliepen; maar het viel me ook op hoe mooi de arrangementen van Bert Paige waren, hoe inventief de percussie van Martin van Duynhoven en consorten en hoe effectief de elektronica van Dick Raaijmakers. De tekst van de Groot en zijn oude filmacademiemakker Lucien Duzee mocht een bombastisch geheel zijn vol vrolijke nonsens, suggestief was die nog steeds. ‘De wind verstuift het zand/ en bedekt de sporen/ van Satans voze volgelingen/ die wachten op de avond.’ De regen ruiste zacht, in de verte klonk, verdronken in echo, gregoriaans gezang, een eenzame piano tingelde. Dan zette de gitaar weer in, e mineur, en de cello had het laatste woord, droef napeinzend. De laatste maten lieten me niet onberoerd achter.

En nu ga ik u iets vreemds vertellen. Niet lang na het begin kwam mijn kat Obi mijn kamer binnen, met grote schrikogen. Hij miauwde angstig en staarde naar de bron van het geluid.
En zeg nu niet, dat was de astronomisch hoge frequentie van die piepjes. Nee, er was meer aan de hand dan zoveelduizend hertz. Wij vierden onze eigen zwarte mis, de kat en ik. Vijfenveertig jaar nadat de rituelen waren vastgelegd.


[Op de foto: de presentatie van 'Nacht en Ontij' op 27 februari 1969, in een Aerdenhoutse villa. Vierde van rechts, naast Elly ‘Prikkebeen’ Nieman, is de voor dit project gepasseerde Lennaert Nijgh; hij zal er het zijne van gedacht hebben.]

6 opmerkingen:

Daniël zei

Volgens Boudewijn, na een optreden in 2005, is Lennaert te horen in het geroezemoes aan het begin van 'Babylon'. Anderen zouden Bert Paige, Tony Vos en enkele leden van het orkest zijn. Als ik het mij goed herinner.
(Twee eerdere, andere nummers met Lennaert zijn overigens 'Mensen om mij heen' en 'Megaton'. In de laatste doet Lennaert samen met Tony Vos de "hahaha".)

- 'Babylon' bevat flarden van een gelijknamige tekst van Lennaert. Zijn versie is te zien in biografie 'Testament' (2006), van Peter Voskuil.
- 'Aeneas nu', op de bonussingle, lijkt grotendeels van Lennaert. Onduidelijk is, wat Boudewijns inbreng in die tekst is. (Ondanks dat hij de credits heeft.) Het manuscript lijkt verloren te zijn. In tekstboek 'Ik doe wat ik doe' (2000) staat de tekst op naam van Lennaert en noemt hij het "oorspronkelijk van mij". Het enige verschil daar is "nu ben ik vreemd" (ipv. "maar ik ben vreemd").

In het YouTube-"filmpje" eindigt deel 1 van 'Heksensabbath' bij 8:56. Hier stopt kant 1 van de vinylplaat. Dat is de "stilte, de verschrikking gelijk" die wordt aangekondigd. De luisteraar moet daar de plaat omdraaien. Op de CD-uitgave (wat waarschijnlijk de bron is van dat filmpje) had men daar dus even moeten pauzeren, in plaats van meteen door te gaan. De stilte volgt meteen na het gillen van de microfoon en het hese geluid. Voordat het getingel begint en "De metingen zijn verricht" wordt gesproken.

Ik vind 'Nacht en Ontij' de beste plaat van Boudewijn en misschien wel de beste productie in de Nederlandse popmuziek.
Een hoogtepunt vind ik het ronddraaiende orkest waar overheen een suizend en uiteindelijk donderend geluid.
Volgens Boudewijn, in het boekje van 4CD-box 'Wonderkind aan het strand, is de plaat opgenomen met maar 4 sporen. Een topprestatie, want volgens mij is zelfs de regen in stereo.

Het is mij overigens onduidelijk of Lennaert niet mee wilde werken of dat hem medewerking geweigerd werd. Is daar iets over bekend?
Er was blijkbaar geen grote, persoonlijke onenigheid, gezien de aanwezigheid van Lennaert bij de presentatie.

In de hoestekst voor de 2LP 'Het beste van Boudewijn' (1977?) noemt Lennaert 'Nacht en ontij' "Boudewijns onbegrepen soloplaat" en complimenteert hij tekstschrijver Lucien Duzee voor de passage waarin de toeschouwende gast zich inzet voor "het schrijven van sagen en legenden voor de debiele dorpen in het achterland".

Voordat 'Nacht en ontij' verscheen waren er plannen met Lennaert voor een langspeler over het heelal. Deze plaat is nooit gemaakt, maar er zijn dankzij een krantenartikel nog wat plannen van bekend.

Boudewijn, in 1968: "Onze volgende lp moet gaan over het heelal. De aarde neemt daarin een aparte plaats in. Ik zei: we doen het in vier delen, beginnen bij het binnenste van de aarde, dan het buitenste, het leven, de atmosfeer, lucht en dan het heelal. Een paar dagen later zei hij: dat is goed. Het is helemaal volgens Dante en Ptolemeus. Dat is typerend. Weet ik veel van Ptolemeus. Ik had het gezien als natuurkundig ontstaan van het heelal en de sfeer. Hij kwam met Ptolemeus en toen was het er helemaal mee eens, dan kan ie refereren, dat doet ie graag. Ik geloof dat zijn teksten, zijn Ptolemeus-visie die hij wil gebruiken, best samen kunnen gaan met de muziek die ik in m'n hoofd heb."
(Krantenartikel 'Ik zal pas rustig zijn als ik alles zelf doe')

Volgens een ander krantenartikel is er sprake van plannen voor een plaat die, in tegenstelling tot 'Picknick / Tuin der Lusten', rustig gehouden is.
(Krantenartikel: 'Even rustpauze voor Bo en Len')

Later had Lennaert plannen voor een langspeler over alle tekens van de dierenriem. Hiervan is alleen de tekst 'In het teken van de ram' (1969) voltooid. "Maar mijn geloof in astrologie reikte niet verder dan de Ram, Astrids geboorteteken."
(Bundel 'Ik doe wat ik doe')

Daniël zei

(vervolg)

Het album bevat gitaarwerk van de onvolprezen Eelco Gelling.

Dick Raaijmakers was eerder betrokken, als technisch assistent, bij een experimentele, elektronische opname waaraan Ramses Shaffy heeft meegewerkt.

Henk Badings: Dialogues for man and machine (1958)
https://www.youtube.com/watch?v=qlC12vlr7dU

Wellicht interessant om te vergelijken met 'Nacht en ontij'.

Wat betreft Lennaerts compliment voor de "sagen en legenden"-passage, verwijst hij naar de "ongenode gast" die "per vergissing aanwezig" is.
Aangezien zijn opmerking kan slaan op het werk van biografen en hij mij zijn biograaf noemde (als een van twee), betekent het ook hierom veel voor mij, dat zijn praktisch laatste woorden aan mij waren, toen ik hem in april 2002 schouder(vulling)klop en een hand gaf: "Je bent welkom."
Aan die drie woorden moet ik altijd denken, als ik die passage hoor.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Dank voor je uitgebreide en boeiende commentaar. Over mijn toenmalige gitaarheld Gelling schrijf ik niet omdat die een apart blog verdient (en ook al gekregen heeft, een jaar geleden ongeveer).
Wat betreft Lennaerts aandeel en de verhouding tussen de heren: LN suggereert in 'Ik doe wat ik doe' dat er een verwijdering was, waardoor BdG zijn naam maar helemaal op het hoesje van het singeltje wegliet. BdG herinnert het zich (in 'Hoogtevrees in Babylon') anders: 'De tekst was oorspronkelijk van L, maar ging nergens heen, was vaag en had kop noch staart. Maar het idee sprak me aan en er waren zinnen die ik wel degelijk kon gebruiken. Dus bewerkte ik de tekst rigoureus en wel dermate, dat we besloten dat ik mijn naam eronder zou zetten. L vond zichzelf er niet meer in terug. Vele jaren later wist hij zich daarvan niets meer te herinneren en kon hij de uiteindelijke tekst best waarderen.'
Over Lennaerts gevoelens, in datzelfde boek: '..Ik heb hem echter niet vooraf gezegd dat ik zonder hem een plaat ging maken en dat heeft hem terecht verdriet gedaan. Maar hij klaagde nooit en begreep altijd alles, dus op het moment zelf besefte ik het niet zo. Later hebben we het erover gehad. Hij zei dat hij inderdaad niet het gevoel had gehad dat ik niet meer wilde samenwerken, maar dat ik gewoon mijn eigen ding wilde doen. Een idee uitwerken dat ik met iemand anders had gehad. Alleen was hij het niet eens met het feit dat ik dat had gedaan zonder er een woord aan vuil te maken. Daaruit maakte ik op dat hij er toch door geraakt was. Maar aanvankelijk deed Lennaert het af met: 'Ach, die Bo doet gewoon wat-ie moet doen. En nu moest-ie iets met heksen doen. Hij was even de draad kwijt. Ha die Bo.'
Overigens staat in dat boek ook de Babylontekst van Lennaert afgedrukt, die ik eigenlijk wel heel leuk vind.

Daniël zei

"Wat betreft Lennaerts aandeel en de verhouding tussen de heren: LN suggereert in 'Ik doe wat ik doe' dat er een verwijdering was, waardoor BdG zijn naam maar helemaal op het hoesje van het singeltje wegliet."

Dit gaat over 'Aeneas nu', op de bonussingle. ('Babylon' staat op de langspeler zelf.)

'Aeneas nu' blijft voor mij vooralsnog een mysterie, zonder manuscript van Lennaert.
Op het eerste en ook tweede gezicht zou ik zeggen, dat de tekst helemaal van Lennaert is en dat Boudewijn deze op eigen naam heeft gezet. Op deze wilde verdachtmaking doordravend, zou dat misschien verklaren waarom het manuscript zoek is of tenminste niet is vertoond.

MAARRR(!!!), aan de andere kant, bevat 'Testament' (1966) een passage van Boudewijn, namelijk "het album met de plaatjes".
Het manuscript van Lennaert, gepubliceerd in Voskuils biografie 'Testament' (2007), bladzijde 66, bevat daar een mijns inziens slappe passage over mooi bezopen worden en vrouwen die niet te vertrouwen zijn. Toch staat de uiteindelijke tekst volledig op naam van Lennaert. (In zijn publicaties houdt hij daarbij het getal eenentwintig aan.)
In de bundel 'Ik doe wat ik doe' meldt Lennaert over de passage "het album met de plaatjes", dat twee regels van Boudewijn zijn. Maar misschien bedoelt hij daarmee het hele segment.
In het manuscript ontbreekt de hele passage "Voor mijn ouders ... diep berouw en spijt." Acht regels in totaal. Of die alle van Boudewijn zijn of deels een herschrijving van Lennaert zelf, dat is mij onduidelijk.

Wat betreft credits meen ik mij te herinneren dat het nummer 'Picknick' (1967) op de single is toegeschreven aan Lennaert.
Terwijl die tekst volgens mij overduidelijk niet van hem is.

Boudewijn zegt in 'Boudewijn Compleet' (2002), over 'Aeneas nu': "Flarden zijn nog overgebleven van Lennaerts tekst, maar vraag me niet welke. Vraag het hem ook niet trouwens." Misschien kan het ook gaan om het inkorten van een langere tekst. Maar het blijft vooralsnog gissen, zonder manuscript van Lennaert.

In november 2001 heb ik aan Lennaert gevraagd of de tekst 'Als de rook om je hoofd is verdwenen' (1968) misschien ook tenminste deels van hem is. Maar Lennaert antwoordde: "Die is van Boudewijn."

Lennaerts versie van 'Babylon' komt met dat potjeslatijn niet op mij over. Misschien is kennis van echt Latijns noodzakelijk?
Is deze versie überhaupt te zingen of zelfs voor te dragen?
Boudewijn zegt in 'Boudewijn Compleet': "'Glazuur' is een woord dat mij in mijn kleutertijd al mateloos fascineerde, zodat ik Lennaert heb gevraagd het een keer in een tekst te gebruiken. Bij deze." Maar de regel "zacht glazuur is Babylon" staat niet in het manuscript van Lennaert.

Voor mij is het boeiend interessant om tekstwijzigingen in Lennaerts teksten te onderzoeken. Ook tekstwijzigingen door Lennaert zelf.
Hiervan zou ik als "biograaf" mijn specialiteit willen maken.

Daniël zei

(vervolg)

Bedankt voor onder meer de achtergrondinformatie over de verwijdering tussen Boudewijn en Lennaert ten tijde van 'Nacht en ontij'.

Een kritiek die ik mij op 'Nacht en ontij' zou kunnen voorstellen, is het lukraak noemen van termen en namen. In 'Boudewijn Compleet' zegt Boudewijn: "Evenals in 'Heksensabbath', heb ik in ['Babylon'] kwistig met exotische en mythische namen gestrooid die geheel losstaan van hun oorspronkelijke betekenis. Het ging mij uitsluitend om klanken en beelden."
Volgens Boudewijns beschrijving van zijn idee voor een langspeler over het heelal, in 1968, wil Lennaert graag kunnen refereren. Dat is wat anders dan het lukraak noemen van termen en namen.
Misschien is hier een algemeen verschil tussen tekstschrijver en muzikant te zien. Hoe exacter een tekst is, hoe meer dat ten koste kan gaan van muzikale vrijheid.
Ik meen mij een laat citaat van Boudewijn te herinneren, van pakweg rond het jaar 2000, waarin hij Lennaert als liedtekstschrijver, qua techniek erg streng vindt. Voor hemzelf hoefde dat niet zo precies.


PS. Nog iets over teksten en mysterieus auteurschap.
Er is een tekst die, misschien in 1965-1966, in Hitweek gepubliceerd zou zijn en toegeschreven zou zijn aan Lennaert: 'Zij zijn goed'. Deze hatelijke, protesterende tekst gaat deels over een vader die fout was in de oorlog. In juni 2000 vroeg ik Lennaert naar deze tekst en volgens mijn herinnering antwoordde hij, bij alleen het horen van de titel, volgens mij enigszins fel of tenminste beslist: "Die is niet van mij". Later heeft Peter Voskuil bij Boudewijn geïnformeerd, die (aldus Voskuil) de tekst niet aan Lennaert zou durven toeschrijven en het idioom anders vindt dan dat van Lennaert.
De persoon die de tekst aanleverde is helaas overleden en heeft niet het nummer van de 'Hitweek' genoemd. Er is vooralsnog alleen een transcriptie van bekend.
Als Lennaert en Boudewijn beiden afstand houden van deze tekst, zou dat afdoende antwoord moeten zijn. Maar ik blijf vooralsnog toch eigenwijs twijfelen of het heel misschien zou kunnen gaan om een jeugdzonde.
http://bb.mcdrake.nl/tobia/viewtopic.php?f=14&t=41

Daniël zei

Ik schreef: "Volgens Boudewijns beschrijving van zijn idee voor een langspeler over het heelal, in 1968, wil Lennaert graag kunnen refereren. Dat is wat anders dan het lukraak noemen van termen en namen."

'Jan Klaassen de trompetter' (1973) zou ook lukraak spelen met de geschiedenis. Leraren zouden daarover geklaagd hebben bij Lennaert.
'Malle Babbe' (1970) verwisselt de naam van een oude vrouw met de afbeelding van een zigeunermeisje. Volgens Lennaert ging dat per ongeluk. Maar ik betwijfel of hij als Haarlemmer het verschil echt niet wist of dat hij "Malle Babbe" simpelweg mooier vond klinken dan "zigeunermeisje".

Deze teksten zijn van na 'Nacht en ontij'. Dus mocht Lennaert (volgens mijn stelling van gisteren) accuraat hebben willen zijn, dan zijn deze teksten toch een 'Nacht en ontij'-achtige uitzondering.