vrijdag 9 september 2011

MONSTER


Er leefde in de Sloterplas, op dertig meter diep/ een prehistorisch monster, dat daar al eeuwen sliep/ omdat het door het water en de tijd verzwolgen was/ het Monster van de Sloterplas/ Maar glimpen van dat monster werden soms wel eens gezien/ op een nevelige najaarsdag of een winternacht misschien/ je zag zijn kop dan in de mist zodat het zeker was/ er huist een monster in de Sloterplas.

Actie genereert actie. Als je geeft krijg je terug. Wil je dat mensen je bellen, dan moet je niet naast de telefoon zitten wachten maar zelf ook eens de hoorn ter hand nemen. Allemaal open deuren. Toch heb ik altijd het gevoel dat het puur mazzel is, als er schijnbaar zomaar een blijk van waardering uit de buitenwereld op me afkomt. Wat in feite mijn rechtvaardige deel is, de beloning voor de energie die ik ergens in heb gestoken, treft me als bizar toeval. Vreemd, want de momenten dat ik verontwaardigd of verbaasd ben over het uitblijven van belangstelling zijn niet te tellen, dus je zou verwachten dat ik anders zou reageren: 'Goed zo. Terecht. Werd tijd.'
Afgelopen woensdag bezocht ik een tentoonstelling over Nieuw-West in het Stadsarchief. Achterin de statige witte zaal van dat indrukwekkende gebouw dat De Bazel wordt genoemd hingen de zwart-wit foto's die ik voor het merendeel al kende, en die het decor van mijn verloren jeugd vormen, netjes gerangschikt en ingelijst.
Ik schudde wat handen. De wereld van mensen die zich over het veronachtzaamde stadsdeel ontfermen is er een die ik het afgelopen decennium goed heb leren kennen. Met een nog maar vage nostalgie keek ik naar een super-8-filmpje. Het jongetje dat me toelachte vanuit de vroege jaren zestig stond naast me: een welgedane vijftiger.
Ik leegde mijn glaasje jus en haastte me door de regen naar de tramhalte. De eerste koorrepetitie van het seizoen stond op de agenda.
Toen ik 's avonds moe maar voldaan thuiskwam sloeg ik Het Parool open. In de bijlage stond een groot artikel over een wedstrijd: Het Lijflied van Amsterdam. Ik voelde een steekje spijt. Bij het begin van die competitie had ik, met de eerder genoemde ambitieuze verontwaardiging, de aanvechting gehad om de samenstellers op mijn eigen aan de stad gewijde oeuvre te wijzen. Nu was het te laat. Het thema van deze ronde, de zevende, was water. Nog terwijl ik, tegen beter weten in, een vonkje verwachting voelde opgloeien vloog mijn blik naar de negende nominatie. Daar stond het echt: Het Monster van de Sloterplas, door Jan-Paul van Spaendonck en kornuiten. Ik moest het drie keer lezen voor ik het geloofde. Ik ging naar de website van de krant en stemde op mezelf. Ik luisterde ook nog even naar het bijgeleverde mp3'tje: een vrolijke en wat rommelige versie: Ruud, Leonie, Martijn, Lucas en ik hadden er een beetje de draak mee gestoken. Later was ik het lied serieuzer gaan zingen, meer als country noir, maar zo kon het ook wel, vond ik.
Ik had me erop verheugd deze drukke dag af te ronden met een Simenon in bed, om dan vredig te gaan slapen. Maar uren later lag ik nog wakker. Het monster maalde door mijn hoofd.

Wilt u me helpen de finale in Carré te halen? Ga dan naar http://parool.nl/lijflied. Klikken op 'Aan de Amsterdamse grachten'. U kunt natuurlijk ook op Jeroen Zijlstra, Louis Davids of Willie Alberti stemmen. Ook best mooi.

3 opmerkingen:

Alphons zei

Link doet het niet. Handmatig moeilijk te vinden, maar toch weten te stemmen (op jou...).

Jan-Paul van Spaendonck zei

Dank, broeder. Heb de link gecorrigeerd. Was http:// vergeten...

Hans Valk zei

Ja! Gelukt!