dinsdag 6 september 2011

JAPIE KREKEL

Voor zangers heb ik een gevoelige antenne. Ik pik ze er overal uit. Hier in de buurtpizzeria, waar ik met mijn vriendin at, zaten er een paar. Ik boog me over mijn huisgemaakte ravioli met garnalenvulling heen en spitste mijn oren. Al gauw laafde ik me aan het vertrouwde, vloeiende parlando over de twee onderwerpen waar zangers nooit genoeg van krijgen: zingen en zangers. Bij operazangers kun je daar nog auto’s en vrouwen aan toevoegen. Een van het gezelschap, een wat ouderwets deftig heertje, keek nu en dan mijn kant op. Ik had vaag het gevoel dat ik hem moest kennen. Ik verving in gedachten het witte haar door zwart en maakte nog een paar aanpassingen. Ach, natuurlijk: Frans! Uitgerekend zijn stem had me op een dwaalspoor gezet. Vroeger maakte hij die diep en sonoor, zoals jonge zangers doen, nu sprak hij als een gewoon mens. In het jaar dat ik begon te studeren zwaaide Frans net af. Een ernstige, in mijn ogen wereldwijze dertiger, die vóór zijn zangstudie ook een graad in de theologie had gehaald, en op gelijk niveau met de hoofdvakdocenten omging. Hij dronk alleen koffie, want hij had een probleem gehad met de jenever. Ik vond dat stoer maar intimiderend. Alles rond hem was volwassener dan het zangersspelletje dat wij beginnende studenten speelden. Frans was de enige op de zangafdeling van het conservatorium die geen hoed, bontmuts of baret droeg. Niet nodig. Waar wij zwetend naar streefden had Frans al bereikt. Zijn sonore en soepele bariton bezat autoriteit. We spraken zijn naam met een hoofdletter uit. Toen we hoorden dat hij een baan in het Groot Omroepkoor had geaccepteerd, konden we dat nauwelijks geloven. Eeuwig zonde, wij hadden Frans een briljante solocarrière toegedicht. Een koorbaan was toch veel te anoniem voor hem? De jaren verstreken. Zijn naam verloor glans, terwijl de mijne voorzichtig een beetje begon te glimmen. Hij week terug, ik trad naar voren. Mijn optredens werden talrijker en beter. Beter betaald ook. Ik zong voor de radio en kwam nu en dan op tv, en mijn naam stond regelmatig op de affiches te lezen die de muren van het Concertgebouw sierden. Die van hem was voor zover ik wist tot het verleden gaan behoren. Hij zong nog steeds in het koor, en gaf inmiddels les aan het hoofdstedelijk conservatorium, zoveel drong nog wel tot me door. Ik vertelde mijn vriendin over de mensen aan het tafeltje verderop, en vatte in een paar woorden de herinneringen samen die ik hierboven heb opgeschreven. Ze vroeg of ik niet even een praatje wilde gaan maken. Ik schudde mijn hoofd. Wat moest ik zeggen? Ik had als Japie Krekel er een zomer lang flink op los gefiedeld, maar de concertprogramma’s daarvan waren verregend en door de herfstwind meegevoerd. Er kon natuurlijk altijd weer een zomer komen, maar zeker was dat niet. Frans dronk met smaak maar zonder gulzigheid van zijn wijn. Er zou eerdaags een welverdiend pensioen op hem wachten.

Geen opmerkingen: