woensdag 20 april 2011

TIJDMACHINE

Ze hield zich met een stok rechtop en keek voor zich uit als een schaapherder in een bergweide. Haar grote, lichte ogen stonden ver. Ver van dit moment en ver van deze plaats. Zelfs verder dan de grazige weilanden die achter de tuin zichtbaar waren, een ongeschonden stuk landschap onder de rook van Amsterdam. In de kamer waarin haar kleine, breekbare lichaam stond werd de nalatenschap van haar overleden man geveild, want het huis moest verkocht, zij moest naar een verzorgingstehuis. Vreemden scharrelden rond en bekeken de gedateerde schilderijen, allemaal netjes geprijsd. Honderden had haar man zaliger er gemaakt. Het gros zou wel bij het grof vuil eindigen. Ook ik kon voor de modernistische doeken niet veel belangstelling opbrengen. Maar terwijl ik door de kamers van het oude huis in Abcoude liep, op een lentemiddag in het jaar 2011, viel mijn oog plotseling op iets waardoor de tijd wankelde en beefde. En met een schok was het vijftig jaar eerder. Een kleurig doosje met een prent erop. Hans en Grietje en de heks. Ik opende het en zag de vergeten, vertrouwde blokken van een puzzel. Helemaal intact. Elke zijde van de kubusjes bevatte een stukje van een afbeelding. De voorbeeldplaten volgend kon je zes sprookjestaferelen neerleggen. Scènes uit Doornroosje, Roodkapje, Vrouw Holle, Hans en Grietje, Tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zak en Assepoester. Terwijl ik opgezogen werd door de romantische taferelen vol vergezichten van sprookjeskastelen op heuveltoppen en donkere naaldwouden onder een onaards verlichte hemel, hoorde ik achter me weer de stemmen van lang geleden. Boven alles uit mijn oom Fons, al ruim dertig jaar dood: kortaf en op hoge toon, want hij was beroepsmilitair en had altijd gelijk. Dan die van mijn vader, gedreven maar weloverwogen formulerend, iets sceptisch, soms bulderend lachend. De hoge stem van mijn oom Lex laveerde er tussendoor, geamuseerd, geen partij kiezend, want hij was van de kouwe kant. Soms kwam er een commentaar van mijn opa, waarnaar iedereen met gepast respect luisterde, voor het gekrakeel weer losbarstte. Mijn oma mopperde goedmoedig. Iets verder weg klonken de zangerige stemmen van mijn moeder en mijn tantes. Nu en dan kwam een van de stemmen dichterbij en naderde de tafel waaraan ik op het Perzische kleedje mijn blokken neerlegde: mijn oom die zijn bier moest lozen, mijn oma die de jenever uit de kelder ging halen, of de Nibbits, waarvan ik straks een handvol op een glazen schoteltje zou krijgen. Even schuurde de wereld van de volwassenen langs me heen. Dan dook ik weer in de mijne. Voor dat plaatje van Vrouw Holle was ik bang, die puzzel legde ik nooit. Ook de man met de wonderzak waaruit een gebraden kip en een fles roze wijn tevoorschijn kwamen was eng, met zijn manische ogen en zijn geverfde lippen, maar dat plaatje fascineerde me. Ik legde het vaak, de voorsmaak proevend van iets wat toen nog ver weg was. Assepoester vond ik saai, misschien omdat de prent binnenskamers was. Het mooist vond ik eigenlijk de landschappen. Ik kon me eindeloos in de details verdiepen, en vermoedde eindeloze puzzels achter de begrenzing van deze zes. De overweldigende grootsheid van de wereld had ik hier in handen, teruggebracht tot twintig blokken in een kistje. Ik werd verbaasd wakker in het Abcoude van 2011, zocht naar een prijskaartje, en betaalde tien euro aan de ceremoniemeester. Dat is niet veel voor een tijdmachine.

1 opmerking:

Anoniem zei

Prachtig, deze tijdmachine! Zelf herinner ik me de blokken - inclusief het griezelen bij bepaalde voorstellingen en de voorkeur voor de hoog-romantische landschappen van Bohemia - maar al te goed. Ik dank u zeer dat u mij deze herinnering, in deze prachtige en nostalgische bewoording, hebt terug geschonken!