vrijdag 1 april 2011

HERINNERINGEN AAN HENK


Als modern mens doe ik aan sociale media, hoewel ik daar steeds meer kritische kanttekeningen bij plaats. Gisterochtend kreeg ik op Facebook een vriendschapsbevestiging van Ernst Daniël Smid. Ik ken Ernst Daniël alleen, zoals u waarschijnlijk ook, van de televisie, waar hij opvalt door een prettige combinatie van integriteit en rulle goedlachsheid, maar de zangwereld waaruit hij stamt ken ik heel goed. Door het verschijnen van zijn naam en portret op mijn scherm moest ik weer denken aan zijn collega en bijna naamgenoot, Henk Smit. Die stierf vorig jaar juli onverwachts. Ik schreef daar toen over, en mijn stukje kreeg vele reacties, die bevestigden dat Henk een man was die wijd en zijd warme gevoelens opriep.
Mijn oudste herinnering aan Henk is meteen een van indringendste. Ik was tien of elf jaar oud. We woonden in een kleine eengezinswoning in Geuzenveld, in de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam. Het was avond en het was dorps stil. Ik had onlangs een gitaar voor mijn verjaardag gekregen, de herinnering moet zich dus afspelen in dezelfde tijd van het jaar waarin ik schrijf. Trots toonde ik het instrument, waarop ik nog geen noot kon spelen, aan ‘oom’ Henk. Die pakte het aan, zette het op zijn knie, sloeg een C-groot akkoord in arpeggio aan, en zong de spiritual Old Black Joe. Wat ik nog goed weet was de verbijstering over de aanwezigheid van zoveel volume in zo’n kleine man. Zijn stem vulde de huiskamer met een rijke, warme klank. Ik was echt wel wat gewend: mijn vader zong dagelijks Puccini en Verdi, en zijn hoge C was niet mis, - maar dit was toch iets anders, dat voelde ik heel goed. Ik denk dat Henk vanaf dat moment een held voor me werd. Iemand die zo aardig, zo geïnteresseerd en zo gewoon was (ik mocht hem Henk noemen, maar dat lukte me pas vele jaren later) en die tegelijk zoveel macht in zijn stem had, dat moest wel een heel bijzonder mens zijn.
Bijzonder was hij ook. Zijn losse levenswijze was met ijzeren wil bevochten op een streng gereformeerde jeugd, en soms speelde die hem parten. Dan had hij last van zijn maag. Ook een zenuwachtig wriemelen met zijn linkerhand tijdens concerten bewees dat er spanning school onder al die schijnbaar gemakkelijke bravura. Misschien had de zwarte kousen gemeente een schuldgevoel in hem geplant, dat moeilijk uit te roeien was, wie zal het zeggen. Want Henk deed alles wat God verboden had. Daarin was hij werkelijk heroïsch. Hij wilde intens van het leven genieten, en dat lukte hem ook, wie of wat hem ook tegenwerkte.

Na concerten waaide hij vaak bij ons binnen, samen met zijn vrouw Martine. Hij knoopte dan zijn rok los en hing onderuit op de bank. Mijn vader pakte de sherry, en al gauw ontstond er een verhitte discussie, meestal over zingen, of over de mogelijkheid en/of wenselijkheid van de vrije liefde. De jaren zestig, nietwaar? Libertijnse gesprekken waren dat, die tot diep in de nacht doorgingen en er soms op uitdraaiden dat mijn moeder stampvoetend de kamer verliet. Zij had met haar calvinistische jeugd niet afgerekend.
Toen mijn vader met vervroegd pensioen ging bij de Nederlandse Opera en de randstad verruilde voor provinciale rust verloren ze elkaar langzaam uit het oog. Maar toen mijn moeder vijfenzestig werd was hij van de partij. Net als vroeger met Martine, van wie hij inmiddels gescheiden was. Onderweg hadden ze een aanrijding gehad, en hij had zijn auto total loss moeten achterlaten. Dat hij toch kwam zegt veel over zijn doorzettingsvermogen en zijn loyaliteit. Mijn vader en hij zaten tegenover elkaar, hun neuzen raakten elkaar bijna, en terwijl ze zich om beurten bedienden van de jeneverfles tussen hen in spraken ze op de vertrouwde vurige toon. Over muziek, over godsdienst, over de moraal, over de liefde.
Het spijt me dat ik ze op de valreep niet nog samen heb kunnen brengen voor een laatste gesprek. Henk had dat graag gewild. En ik had graag gehoord hoe de hemelbestormende mannen die vroeger de Amsterdamse Bamboo Bar onveilig maakten nu, hoog bejaard, over de zaken dachten.

Geen opmerkingen: