zaterdag 19 februari 2011
PLATO
Mijn vriend (laten we hem Erik noemen, hij treedt niet graag in de openbaarheid) was pas terug van een lang verblijf in een grote havenstad in Zuid-Europa. Ik ging bij hem op bezoek. Terwijl ik voor de deur stond draaide er een speellijst in mijn hoofd rond van alle onderwerpen die ik wilde aansnijden, alle vragen die ik wilde stellen, alle dingen die ik hem wilde vertellen. De deur ging open, we omhelsden elkaar, en ik volgde Erik naar de keuken, waar hij koffie voor ons ging zetten. Het eerste obstakel dat genomen moest worden was het weer. Het was venijnig koud. Vanzelfsprekend wisselden we daar een paar opmerkingen over. Oppassen nu, dat we ons niet lieten afleiden door deze toevallige aanleiding, en in een gesprek over ditjes en datjes terecht kwamen - er was zo veel waar we het broodnodig over moesten hebben!
Het weer bracht ons via duizelingwekkende loops en felle korte aanzetjes bij Plato. Erik is een geleerde. De hangijzers van de Griekse politiek van 400 jaar voor Christus zijn voor hem net zo heet als voor u en ik die van het huidige België. Aanvankelijk hoorde ik met verbeten ongeduld zijn woordenstroom aan. Hij moest dit blijkbaar kwijt en al die dringende zaken kwamen straks wel aan bod, tijd genoeg. Maar er gebeurde iets anders. In de kliniek heb ik leren loslaten en leren luisteren. Ik probeerde zijn gedachtengang te volgen, trok bedachtzaam aan mijn pijp, en onderbrak hem alleen als ik opheldering wilde over iets wat ik niet begreep en dat volgens mij essentiëel was. Zo raakte ik langzaam aan meegesleept door zijn betoog, waarin Aristoteles, Parmenides en Dionysios van Syracuse even vanzelfsprekend voorbij kwamen als op het journaal Mubarak, Obama en Wilders. Zijn verhaal boeide me en toen hij het een uur later abrupt afbrak - 'Enfin, genoeg hierover' - was ik niet helemaal tevreden en vroeg hem een paar zaken nog op te helderen.
Toen ik door de vroeg gevallen avond naar huis wandelde had ik een ouderwets gevoel van voldoening. Zulke gesprekken zijn niet alledaags. We willen tegenwoordig in een ontmoeting met een medemens vooral aangename borrelpraat uitwisselen, ook zonder borrel. Een echt onderwerp aansnijden en uitbenen is meer iets voor een werksituatie, waarin het dan soms brainstormen of zelfs brainen wordt genoemd. Uit het dagelijks leven is de kunst van het converseren vrijwel verdwenen.
Gisteren schreef iemand in een reactie op mijn laatste stukje iets over Bomans. Ik moest naar aanleiding van mijn bezoek aan Erik denken aan een verhaal van die badinerende wijsgeer en diepzinnige humorist. In Nacht in een verlaten kerk laten Bomans en een vriend zich een nacht lang opsluiten in een spookachtig kerkje in Spaarnwoude. Ze installeren zich. Ze zetten koffie. De vriend leest bij kaarslicht gedichten van Eichendorff voor, met sonore stem. Dan schrijft Bomans:
'We begonnen een gesprek. Heerlijk is het te praten met een vriend, die men van zijn jongensjaren af kent, in volstrekte beslotenheid, alsof men samen alleen op de wereld is! Dood en onsterfelijkheid, liefde, vriendschap en schoonheid, alle vraagstukken des levens rezen op uit de kerker van onze ziel en rekten zich vrijelijk uit tot gigantische proporties. Het is in die kostbare, al te schaarse uren dat de man ervaart, dat hij eigenlijk een genie is, in staat om alles, ook het meest subtiele te verwoorden.'
Voor u nu denkt dat wij, Rookzanger en Erik, die ik overigens niet vanaf mijn jongensjaren, maar pas een jaar of vijfentwintig ken, wereldvreemde intellectuelen zijn: toen ik weer thuis was en de uien stond te snijden voor de pastasaus wist ik weliswaar dat Plato, net als Sokrates, Jezus en Shakespeare, niet echt bestaan had; maar ik wist ook wel degelijk hoe het met Eriks gezondheid, zijn werk en zijn dochter ging. Wat hij die avond ging eten is echter onbesproken gebleven.
Labels:
Geerten Meijsing,
literatuur,
portretten,
tijdgeest
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten