woensdag 16 februari 2011

HET SCHILDERIJ


Het interpreteren van gedichten is een glibberig terrein. Voor liedteksten, het halfzusje van de poëzie, geldt dat nog veel meer: daar glij je al gauw uit in de modder. Vele geleerde liefhebbers hebben zich gebogen over de teksten van The Beatles. Muziek die zo bepalend was voor onze cultuur moest ook tekstueel wel iets te melden hebben. Vlijtig stortten ze zich op het werk van de goeroes uit Liverpool om hun boodschap voor onze wereld boven te halen, en kwamen met ingenieuze verklaringen. Maar de werkelijke aanleiding tot een liedtekst blijkt vaak ontluisterend alledaags. Zo lezen we in The Beatles Diary hoe George Harrison, op zoek naar woorden bij een melodietje, de doos bonbons voor hem op tafel bezag en de namen van de snoepjes begon te zingen. Green tangerine, Montelimar. Eric Clapton was erbij. De gitarist had als junk een slecht gebit en een heilige angst voor de tandarts. Zo werd de conclusie: But you have to have them all pulled out after the Savoy Truffle. Anekdotische aanleiding, woorden als klankdragers, meer niet. Prima la musica, poi le parole. Zo gaat het vaak. Afgezien van de oude Leonard Cohen ken ik weinig popmuzikanten die teksten schrijven die stand houden zonder de muziek, en Cohen was dan ook al publicerend dichter, voor hij begon te zingen. Over het pretentieuze geraaskal van De Dijk en andere 'betere' popmuziek heb ik het liever niet.

Hoe de intuitieve en willekeurige benadering in het maken van liedteksten werkt heb ik aan de lijve ondervonden. Ik neem als voorbeeld het liedje 'Zeg me lief' dat ik zaterdag op dit blog zette. Waar gaat dat liedje over? Natuurlijk, de zanger dwaalt en is de weg kwijt, zoveel is duidelijk. En hij verlangt ergens te komen, waar hij tegelijk bang voor is. In een soort toverbos ziet hij een trap, steil naar beneden. De treden omlaag zijn glad. En daar vindt hij 'een veilige plaats, waarvan ik zo vaak heb gedroomd'. Geborgenheid, dat is wat hij zoekt en vindt, zou ik zeggen. Luistert u gerust mee. Het is een liefdesliedje, dus die geborgenheid zal wel in een vrouwenschoot liggen. Maar waarom dan: 'Wanneer ik daar binnen ga laat ik geen sporen meer na'? Ah! Het romantische doodsverlangen! De vrouw en de dood, terug in de warme schoot van Moeder Aarde. Allemaal waar, ongetwijfeld, al bedacht ik de woorden al zingend en had ik er destijds wel een bepaald gevoel bij, maar zeker niet de intentie om het over zulke diepe zaken te hebben. In werkelijkheid had ik een duidelijk beeld voor ogen.

In de logeerkamer van mijn opa en oma, boven het bed met de gestikte dekens, hing een schilderij. Een prent, eigenlijk. Het stelde een bruiloftsstoet voor van sprookjeswezens. Voorop ging de oude elfenkoning met zijn jonge bruid. Het gevolg bestond uit wonderbaarlijke figuren: een vuursalamander, een kikker, een muis. Vanuit een donkere grot in die met donkergroen mos en varens begroeide schemerwereld keken kabouters vrolijk toe. Paddestoelen namen groetend hun hoed af. Dit schilderij had voor mij als kind een mysterieuze lading. In het halfduister van mijn slaapkamer gloeide het verlokkend op. Ik wilde er wel in verdwijnen, in die kleurige, kleine toverwereld.
Vele jaren lang was het niet meer dan een vage, mooie herinnering. Tot het na de dood van mijn oma opdook bij mijn broer. Het bleek een voor volwassen ogen nogal kitscherig geval te zijn, in de stijl van Beatrix Potter en andere elfen- en bloemenaquarelleerders gedaan. De magie die het bezat in mijn kindertijd vond ik er niet in terug. Om die te vinden moest ik naar de herinnering zoeken aan het schilderij, of het bestaande exemplaar op een afstand, tussen mijn oogharen, begluren en niet te nauw kijken. Toen ik nog dronk ging dat nog wel, maar in het genadeloze TL-licht van de geheelonthouding is het moeilijk om zo te kijken.
Mijn broer kan gerust zijn. Ik zal niet meer proberen Het Schilderij, dat eigenlijk mij toebehoort en rechtens toekomt, van zijn muur te halen en onder mijn jas mee naar huis te smokkelen. Hij mag het hebben. Hij is nog jong.

1 opmerking:

Anoniem zei

Prachtig, deze evocatieve jeugdherinnering, en de latere blik onder het genadeloze licht van de geheelonthouders-TL! Ik heb altijd gehouden van schilderijen aan de wand van kinder- en/of logeerkamers, die tot leven komen. Bomans natuurlijk, maar ook in films als 'Le sourire' van Claude Miller, of 'Fire Walk With Me' van David Lynch.
En hier komt het schilderij vanuit de herinnering naar voren in een prachtig
'levenslied', met excuses voor die afgezaagde term.