donderdag 30 september 2010

SONNET

'Nymfen,' zei mijn vriend. Hij reikte traag
naar een verzonnen druiventros, gebaarde
naar de schemering van 't bos, dat vaag
te zien was achter onze rozengaarde.

Muziek waar Bilitis naar had geluisterd
klonk vluchtig op, bleef hangen als een geur,
en meisjes werden naderbij gefluisterd
door melodieën in een teer mineur.

Voor ons verrukte geestesoog ontdeden
zich de nymfen van hun gazen kleren,
en dansten traag bewegend in het rond.

De schaduwen van halogeen vergleden
langs de rechte straten van Almere.
De nymfen boden ons hun wulpse kont.

(Uit: FAUN, herfst 1986)

2 opmerkingen:

nico van lieshout zei

1986, Almere ... Het zou wel eens kunnen dat dit de eerste keer is dat Almere in een gedicht wordt genoemd.

Dank je, Faun, ...

Jan-Paul van Spaendonck zei

Nee, toch niet. Lennaert Nijgh was me voor: in 1976 schreef hij voor Jasperina de Jong 'Almere' (muziek Joop Stokkermans), een toekomstfantasie over de toen nog te bouwen stad. Niet zo'n geweldige tekst, toegegeven. Beetje maakwerk.
En Rob Eksteen schreef, w.s. eerder dan 1986:

ALMERE

Die leigrijze lucht, waar onder schaduwen
ijdel een te kleine zon schijnt;
de beschaduwde strepen dwars door het uitzicht,
die wrede lijnen, ach ze beangstigen me zo...
Donkere blokken huizen lijken, rustend
in een bed van coniferen, bevroren houtblokken.
Deze angst voor de polder is nog niet eens
de angst voor je eigen geest, maar meer nog
daar de angst weer voor. Dat platte, harde
en rechtlijnige herken je in je,
en wil je niet herkennen.

(Uit: 'De gevleugelde mens', eigen beheer, 1987)