zondag 19 september 2010

LIGEIA

Ik lag ziek in bed. 'Wil je een glaasje sinaasappelsap?' vroeg mijn vriendin lief. 'Nee,' knorde ik. 'Wil je een aspirientje dan?' 'Hhrmpff.' 'Wat wil je dan, kan ik iets voor je doen?' Een blitslichtje. 'Ja, je mag me voorlezen.' Zo vlijde ik me even later tegen haar rug aan en sloot vredig de ogen terwijl zij een van mijn lievelingsverhalen voorlas. Ligeia, van Poe. Helaas in de vertaling van Vestdijk, want het Engelse origineel had ik hier niet bij de hand, in de polder. Het woei stevig en het regende, en Poe's woorden klonken, ook in de Vestdijkversie, bedwelmend. Maar gaandeweg begonnen me een paar vreemde zaken op te vallen. Waarom had ik vroeger, als jongen, nooit gemerkt dat Edgar zo'n enorm hysterische aansteller was? Mijn God, wat een onzin kraamt hij er soms uit! En die Ligeia, die vrouw, waarop we vroeger allemaal verliefd waren, die heeft geen vlees en bloed, die komt totaal niet uit de verf. Wat leren we eigenlijk over haar? Goed, ze heeft een diepe, welluidende stem, donkere ogen, een heerlijke mond, een enorme belezenheid, zeker, - maar verder? Ze blijft ondanks de vele bladzijden die Poe nodig heeft om haar volmaaktheid te beschrijven een schim, een naam, een mooie naam, dat wel. Afgeleid van het Griekse ligus (vrouwelijk ligeia) dat meen ik 'helder klinkend' betekent. Poe kruidde zijn verhalen graag met wat eruditie, al is die lang niet altijd betrouwbaar en vaak gebaseerd op briljante bluf. Charlatanerie was hem niet vreemd, die dronken fantast. Wat maakt dat deze Ligeia voor ons jonge gymnasiasten een icoon was? Precies dat, schoot me de volgende morgen te binnen, nog in halfslaap de voorleessessie overpeinzend. Een icoon. Dat ze dat was. Een leeg plaatje dat we in mochten kleuren naar eigen inzicht. Waarop we onze heethoofdige fantasie mochten loslaten. Ieder maakten we, meegesleept door de kolkende woordenstroom van Poe onze eigen Ligeia. Op mijn leeftijd heb ik niet zo'n aanleg meer om op andermans stroom, vurig bruisend of niet, mee te varen. Het is een tijd van pane e vino, deze late levensfase (de lonesome latter years, in Poe's woorden), niet van ideaalbeelden, hoe prachtig ook. Daar kan die goede Poe niks aan doen.

Geen opmerkingen: