vrijdag 17 november 2017

Weersomslag en muziekpapier

Na dagen in een klamme, half verduisterde, gecapitonneerde kamer opgesloten te zijn geweest, een kamer die zich uitstrekte waar ik ook maar ging en geen deur naar buiten leek te hebben, voelde ik vannacht de muren van mijn gewatteerde gevangenis meegeven en openbreken. Ik had het benauwd gehad, nadat ik uit mijn eerste slaap wakker was geworden; de zenuwen die de hele treurige dag al gespannen waren geweest dreigden te knappen; ik wierp me van de ene zij op de andere. Ergens tijdens die worsteling moet er iets gebeurd zijn. Ik denk dat de weersomslag waarvan in het achtuurjournaal melding was gemaakt toen ingezet heeft. De stuwing van nutteloze energie, bonkend, kloppend op zijn ingesloten plaats, vond tastend een uitweg, een kanaal.
Ik had liggen denken aan de theaterproductie die we in juni op de planken gaan zetten. Angstige gedachten: zouden we het allemaal wel voor elkaar krijgen, en had ik wel voldoende tijd om te componeren, met al mijn drukke bezigheden? Ergens in dat wakkere, woelende uur sloeg die angst om in durf, begon ik kansen te zien en mogelijkheden te overwegen. Ik liet gedachten toe die ik tot dan toe uit de weg was gegaan (uit angst om teleurgesteld te worden, uit een huivering me te snel te veel te binden), en speelde ermee; ik stelde me scènes voor, droomde me er muziek bij. Nog een slapeloos uur verder en ik zat midden in een aria. Ik knipte het lichtje aan: halfzes. Zou het niet verstandig zijn om mijn idee op te schrijven, voor de slaap, die ooit toch weer moest komen, het zou uitwissen? Ach nee, dit onthield ik zo ook wel, meende ik. Maar ik werkte verder door met gesloten ogen en innerlijk gespitste oren, verzon details, tegenstemmen, contrapunt. Weer knipte ik het licht aan. Ik liep naar de vleugel, pakte een vel muziekpapier, en in bed liggend noteerde ik het lied.
Carmiggelt beschrijft ergens, in een brief aan Reve, hoe hij - halverwege de derde of vierde fles wijn - nachtelijke invallen noteert, die dan de volgende ochtend wartaal blijken te zijn.
Het eerste wat ik vanmorgen dan ook deed (hoewel van wijn geen sprake was geweest), was het haastig bekrabbelde vel muziekpapier op de vleugel zetten. Een paar stukjes bleken klinkend niet zo effectief te zijn als in mijn hoofd, daar zou ik nog wat aan moeten schaven. Maar verder was het een deugdelijk en bruikbaar stuk muziek, veelbelovend, vond ik zelf.
Ik trok de gordijnen open en zag hoe dat natte, grijze floers dat de wereld dagenlang had bedekt en bedrukt plaats gemaakt had voor een droge blauwe hemel.


Geen opmerkingen: