dinsdag 3 november 2015

ALLERZIELEN


De pastoor leest de namen op van de parochianen die de afgelopen twee jaar gestorven zijn. Twee bladzijden van het misboekje vullen ze. Ik lees mee. Achter iedere naam staat een cijfer. Een paar zijn te jong gegaan, maar de meesten hebben een acht of zelfs een negen vooraan in de optelsom van hun aardse jaren. Eén honderdjarige. Een misdienaar steekt een kaarsje aan voor hen allemaal, een voor een. Het duurt lang, ik moet geduld hebben. Ik denk aan mijn eigen doden. Als het laatste kaarsje aan de grote Paaskaars is aangestoken en op zijn plek is gezet worden we uitgenodigd om naar voren te komen en voor onze eigen gestorven dierbaren een kaarsje aan te steken. De koster heeft een arm vol waskaarsen, genoeg voor de hele kerk. De banken stromen leeg. Ik overweeg even om in de rij te gaan staan maar blijf zitten. Ik werk hier en wil niet dat ze zich dingen afvragen. Ik trek me nog steeds te veel aan van wat de mensen van me zullen vinden, die gewoonte is hardnekkig. Ik kijk naar de flakkerende vlammetjes en denk aan mijn katten, zeventien geworden allebei. Zou ik voor hen een kaarsje mogen branden? Vast wel. Volgens Reve heb je katholieke dieren, en de kerk is er tenslotte voor iedereen. Mijn moeder doemt op, en even het gezicht van mijn beide oma’s, frêle, stokoud, glimlachend. Dan mijn schoonmoeder, vorig jaar overleden. En natuurlijk is daar Frank, drie jaar geleden op 61-jarige leeftijd verdwenen. We kenden elkaar nog niet zo heel lang maar we waren zielsverwanten, broeders in het bloed van Christus, voor ons wijn geworden. Zijn sterven maakte ik op Fanta mee en het kwam hard binnen. Ik zie hem nog vaak voor me, heel levend, en kan niet begrijpen dat hij er niet meer is.
Twaalf jaar geleden organiseerden mijn vriendin en ik een Allerzielenconcert. Het was een van de eerste keren dat ik Frank ontmoette. Hij was nog dik toen, met een rooie kop. Het optreden was in een loods, boordevol opslag. Een bevriende kunstenaar had de bric-à-brac artistiek gerangschikt tot een spookachtig toneeldecor. De wind woei hard, het plaatijzeren dak klepperde. Straalkacheltjes gloeiden op en er brandden kaarsen. Het publiek zat in winterjassen op gammele stoeltjes. Ik zong mijn melancholische liedjes, begeleid door mijn zoon. Na afloop was er soep en wijn. Frank, zelf klassiek hoornist, prees ons gul - dat zou hij de jaren daarna nog vaak doen. Hij was een wantrouwig en kritisch mens maar kon zijn bewondering zonder terughouding uiten. Wie hij liefhad werd op een voetstuk gezet. Ik sta er nog steeds op, maar het wankelt in de ijle lucht – de man die het overeind hield is weg.
Als ik de kerk verlaat wil ik alsnog een kaarsje aansteken, voor het Maria-altaar. Maria is onze middelares, zij zorgt wel dat de intentie naar de juiste personen doorkomt. Ik loop in de richting van het licht maar zie een ongewoon tafereel: een familiegroepje heeft zich verzameld voor het altaar, armen om elkaars schouders. Ze lachen en poseren. ‘Iets meer naar rechts, anders staan de kaarsen er niet op.’ Een selfie. Allerzielen 2015.
Terwijl ik de deur opendoe hoor ik nog: ‘Ik zet het op facebook’.

Geen opmerkingen: