dinsdag 17 november 2015

SPRINGEN


Mijn dochter vindt het tijd voor een nieuw katje. Ze heeft er al een op het oog, acht weken oud, zwart-wit. Ik had nog wat willen wachten. Uit piëteit jegens Obi en Tijger? Of wil ik, nu we het voor het kiezen hebben, wachten tot de volmaakte kat zich aanbiedt? Een héél bijzonder exemplaar dat precies bij ons past? Maar Tijger en Obi waren niet bijzonder. Gewone cyperse huis- en balkonkatten. Wat ze onvervangbaar bijzonder maakte was de tijd die we samen doorbrachten, onze interactie, onze liefde - en die ontstaat vanzelf met willekeurig welke andere kat, dat is slechts een kwestie van tijd. Dus misschien heeft ze gelijk, ik weet het niet. Ik weet wel meer niet. Steeds minder, eigenlijk. De Marsellaise spelen op tv en in theater vind ik prachtig. Maar ik twijfel aan de oprechtheid van het sentiment. Vind het pathos en gemakkelijke heroïek. En aan heroïek hebben we nu juist geen behoefte, die zien we al genoeg, veel meer dan ons lief is. Van Dis zei wat ik dacht maar niet durfde denken, hij vond het gratuit, Domingo’s Marsellaise in The Met, voor al die mensen die wat? 200 dollar? voor een kaartje hadden neergeteld en daar in groot gala zaten. Maar de tranen sprongen uit zijn ogen, zei hij. Ik hoorde van twee jongens, gewone Hollandse puberjongens, die de Parijse terroristen ‘stoer’ vonden. De videogames werden werkelijkheid. Hun vader moest hen streng toespreken. Ook dat is heroïek. Heroïek riekt, hoe dan ook. Het beestje moet wel springen, heb ik tegen mijn dochter gezegd. Op vier poten de lucht in, als hij ergens van schrikt. Het leukste aan kittens is dat springen, met ronde oogjes. En hij moet spinnen, snorren. En ik wil het eerst eens goed in de ogen kijken. Want je kunt aan de blik zien of een katje deugt. Hoe het later zal worden. Het mag niet gek zijn. Heroïek is een métier waarin ook gekken kunnen uitblinken, je hebt er geen reflectie voor nodig, alleen een wapen, een krankzinnige doodsverachting. Een kluizenaarsbaard is optioneel. Sommige katjes hebben dat, die blik, een beetje scheel, een beetje afwezig. Je maakt geen contact met ze. Die katjes moet je niet hebben. Ik weet het niet, ik weet wel meer niet. Steeds minder eigenlijk. Maar mijn dochter dringt aan, ze is opvallend zorgzaam voor me. Mooi beeldje is dat toch, zegt ze. Ze kijkt naar de schouw, ik volg haar blik, veins niet te weten waar ze het over heeft. Ah, dat van Maigret, begrijp ik na mijn wenkbrauwen gefronst te hebben. Leefde Maigret nog maar, was een van de eerste dingen die ik dacht toen ik van de shock begon bij te komen. Zonder ironie. Ik wou het opschrijven, maar besefte dat het alleen maar als ironie opgevat zou worden. Maar ik meen het. Alles waar Maigret voor staat. Een ander Frankrijk, een andere wereld, een andere tijd, een andere mentaliteit. Oorlogvoering (want het is oorlog, dat wisten we allang, maar heeft het zin om het zo te benoemen, of brengt het woord een hele reeks ellende in zijn kielzog mee? Want woorden moeten niet misverstaan worden. De kracht van woorden is groot. Allah is niet meer dan een woord tenslotte en kijk eens wat er allemaal aangericht kan worden in zijn verzonnen naam...) – oorlogvoering, vanuit de hemel nog wel, heeft dat zin? Of gooit het alleen maar olie op het vuur, bommen op de olie? Grunberg zegt het, nu eens niet op de voorpagina van de VK want die was voor een statement gereserveerd - ook dat is pathos - hoofd koel houden, zegt Grunberg, op pagina twee. Ik zag het veel voorbijkomen op Facebook. Van der Laan zegt het, met zijn sympathieke lijzigheid van vaderlijke sociaaldemocraat: blijven praten, gewoon doen. Aboutaleb zegt wat anders, die is feller, veel feller. Hij loopt gevaar om zijn uitspraken, lees ik. Heroïek, maar van hem kan ik het hebben. Is dat vals sentiment in mij? Aboutaleb is een held. Maar die boekjes waar AD mee leurt, over onze oudhollandse, vaderlandse helden, die vind ik meteen verdacht. Het katje moet wel springen. Hollande moet wel zo reageren. Want hij is de baas van Frankrijk, van een natie met een hoofdletter. De Marseillaise. La Patrie. Heroïek. Pathos. Het moet wel springen, het katje. En snorren. En het moet goed bij zijn hoofd zijn. Maar toch ook weer niet te suf en te gewoontjes. Waar is James Bond, waar zijn de Geheime Diensten, de zeer geheime brigades, elitekorpsen en gespecialiseerde commando’s die de angel uit zo’n wespennest kunnen halen, de juiste mensen kunnen elimineren? Daar heb je veel meer aan dan aan bommen, denk ik terwijl ik het beeldje van Maigret op de schouw rechtzet. Het is goed, morgenmiddag gaan we even kijken, zeg ik tegen mijn dochter. Het moet springen maar het mag niet gek zijn. Ik neem me voor om niet meteen te beslissen. Reflectie is belangrijk. Geen impulsieve daden. Impulsieve daden voelen lekker, maar je weet niet wat de gevolgen zijn en je zit er voor lange tijd aan vast.

Geen opmerkingen: