dinsdag 14 april 2015

NIMRUD


Op tv zag ik de voormalige directeur van het archeologische museum van Mosul. Hij leeft in ballingschap in een flatje in Amersfoort. Aanleiding voor het interview was het opblazen door IS van de Assyrische stad Nimrud. We keken mee hoe hij op zijn laptop de beelden aan zich voorbij liet trekken. Ogenschijnlijk niet erg aangedaan, een beetje mat misschien, melancholiek. Hij was juist aan zijn veertiende boek bezig over Iraakse klassieke kunst en troostte zich met de gedachte dat wat bovengronds lag maar vijf procent vormde van het débris van die proto-Iraakse cultuur. Een jongere generatie kon de rest in betere tijden uit de grond halen.

Ik had die middag mijn eigen archeologie bedreven. Een stuk dat ik moet gaan schrijven voor een dit najaar te verschijnen boek joeg me diep het verleden in. Daarvoor bestaan twee methodes, een zachte en een harde. De eerste bestaat hieruit dat ik pen en notitieboek met me meedraag van stoel naar bank en bed, op verloren momenten een beetje mijmer over wat ik al geschreven heb en het geheugen met suggesties laat komen. In de vriendelijke voorjaarszon is dat geen onprettige bezigheid. De laatste tijd had ik mezelf behoorlijk de stress ingewerkt door te verbeten boven mijn toetsenbord naar het scherm te zitten turen, vele uren achtereen zonder pauze. Dit zacht paarse boek met bloemenslingers en Japanse vignetten, knullig gevuld met balpen, veel doorhalingen en kriebelige notities in de kantlijn, betekent een terugkeer naar een andere manier van schrijven, een organische, rustige manier. Uiteraard zal ik te zijner tijd de vol gepende bladzijden uit moeten gaan tikken, maar zover is het nog niet.
De harde lijn is die van de actieve onderzoeker. Ik wilde een vergeten tekst opnemen waarvan ik weet dat ik hem ooit geschreven heb. En daar ging het, alle laden, dozen en mappen door. Wat ik zocht kon ik natuurlijk niet vinden, maar de bijvangst was overweldigend. In chaotische overdaad ontplooide het verleden zich voor me, kriskras door de tijd heen werd mijn herinnering gedwongen te kijken. Zoveel snippers, zoveel resten, zoveel puin. Liefdesbrieven, schetsen, foto’s, nooit voltooide liedjes, aanzetten tot verhalen en gedichten. Die wanordelijke presentatie van vroeger stemde me verward, wanhopig eerder dan weemoedig, de chaos overdonderde me en leek maar één ding te willen zeggen: mijn leven is een vuilnisbelt van onvervulde zaken, het waaierde alle kanten op, raakte uit focus en kwam tot niets.

Gelukkig vond ik ook een briefje dat me moed insprak. Het kwam van een oude schoolvriend, onze eigen Amsterdamse stadsarcheoloog, professor Jerzy Gawronski. Hij had het me geschreven naar aanleiding van een cd die ik hem had opgestuurd, Dwarsliggers, mijn plaat met teksten van Robert Eksteen.
‘Geheel in de beste archeologische traditie heb je het verleden, ons verleden, vorm gegeven,’ schreef hij. ‘Het was ontzettend leuk en oorstrelend om al jullie verhalen te horen.’ Hij besluit met de hoop na de zomervakantie in Brouwerij ’t IJ het glas met me te heffen. Gedateerd 2006. Het is er nooit van gekomen, dat IJ-bier, maar in gedachte proost ik hem toe.
Als er maar hier en daar iets voltooid wordt dat uit het overweldigende en vormeloze aanbod van herinneringen een samenhangend geheel smeedt, dan is de onderliggende chaos gedekt. Zo’n lied, gedicht of verhaal vertelt natuurlijk niet de hele geschiedenis, maar de werking ervan is reinigend. De opgeschreven versie lijkt de herinnerde werkelijkheid bijna te vervangen. Die wordt gefixeerd en hanteerbaar door de gestileerde vorm waarin ze gegoten is.
Soms denk ik wel eens dat ik al die laden en dozen bij het grofvuil moet zetten. Schoon schip moet maken. Maar de beste omgangsregeling met de sporen van het verleden is misschien deze: ze wel conserveren, maar er niet naar kijken. Laat ze er maar zijn, verborgen onder stof, als zwijgend en ongezien bewijs dat ik geleefd heb. De bodem waarop die vijf procent gedijt. Mocht die opgeblazen worden dan kan uit de grond altijd nog nieuw materiaal worden opgediept.

(Illustratie: de oude stadspoort van Nimrud, gelukkig gestolen door de Britten en bewaard in het British Museum)


Geen opmerkingen: