dinsdag 31 maart 2015

PALMPASEN


De pastoor liep van het altaar naar de kinderen die palmpasenstokken omhoog hielden en ging er gezellig op zijn hurken bij zitten. Op dat moment besefte ik dat het verloren was – de pastoor had alle tijd, en ik niet. Hij begon hen te bevragen naar hun Bijbelkennis, een penibele onderneming die weinig goeds voorspelde voor de toekomst van de kerk, maar de resultaten ontmoedigden hem geenszins. Ik keek op mijn zwijgende mobiel naast me. Ik had berekend dat ik een uur had om van de kerk naar mijn optreden in het voormalige Parool Theater te komen. Maar met een uitgebreid draaiboek vanwege het liturgische feest had ik geen rekening gehouden. Panikeren had geen zin. Ik moest tot de laatste noot aanwezig blijven. Ik liet mijn adem los en berustte.
Het naspel hield ik zo kort mogelijk. Daarna greep ik jas en gitaar en haastte me naar de uitgang. Onderweg nam ik nog wel een groen takje mee, dat eerder door de pastoor met wijwater was besprenkeld.
Op de halte van lijn 9 probeerde ik een snel gestopte pijp aan te steken maar het kleine vlammetje van mijn aansteker was machteloos tegen de storm. In de regen doemden de lichten van de tram op. Dat was een meevaller. Geluk is een factor die je niet incalculeert in dit soort scenario’s, net zo min als palmpasenstokken. In de tram besefte ik dat ik tamelijk rustig was, eigenlijk al sinds ik gelaten had vastgesteld dat ik niet op tijd zou kunnen komen. Ernaartoe gaan was wat overbleef van mijn uitgepuzzelde script – de rest zag ik wel.
Mijn mobiel trilde. Mijn vriendin, of ik al in de tram zat. Ja, sms’te ik terug. Dan komt het goed, meende zij. Ik was daar zo zeker niet van maar begon toch maar vast mijn liedjes te memoriseren en een antwoord te formuleren op mogelijke vragen over mijn boek.
In de Nes kon ik eerst het steegje niet vinden. Ik liep naar de gracht en van daaruit richting station. Nu bevond het zich plotseling wel aan mijn linkerhand. Wonderlijk. Daar was het vertrouwde uithangbord al. Ik deed de deur open en kwam vanuit regen en wind in een kalme warme wereld. Op het podium zaten enige heren en een dame onder geel theaterlicht. Gastheer Paul Arnoldussen stond achter een lezenaar en sloeg juist het laatste blaadje van een voordracht om. Mijn vriendin, die achterin het zaaltje stond, knikte me bemoedigend toe. Ik hing mijn jas op, ontblootte mijn gitaar. Toen klonk er applaus en werd ik naar voren gevraagd.
Als je geen tijd hebt om te acclimatiseren heb je ook geen tijd om nerveus te worden. Mijn woorden kwamen vanzelf. Ik had het publiek niet kunnen peilen en kon dus niet weten of wat ik zei wel in harmonie was met hun sfeer, maar misschien was dat juist wel goed: eerlijkheid is riskant maar in elk geval authentieker dan dat eeuwige aanpassen waartoe ik geneigd ben. Achterin werd er gegrinnikt en om me heen zag ik een paar gezichten breed glimlachen - dat was dus in orde, stelde de pleaser in mij vast.
Na afloop liep ik met Paul mee om aan de gracht een sigaret te roken. Het was koud in mijn trui maar dat deerde me niet. Hij vertelde dat het Parool het oude poppenspelerstheatertje had opgegeven. Hij had het samen met een paar kornuiten overgenomen, en onder de naam Torpedo Theater werd de traditie voortgezet. Op de Zondag van het Goede Leven waren er interviews, lezingen en optredens, gevolgd door een lunch. We haalden wat herinneringen op aan vroeger, toen er na de voorstelling vaak krachtig in de drank werd gehapt. Paul was met pensioen en deed het wat rustiger aan, en ik… enfin.
In de tram terug naar Oost om mijn achtergebleven auto op te halen keek ik door de beregende ruiten naar de drukte buiten. Ik stak mijn hand in mijn tas om er een boek uit te pakken en voelde verrast de stugge blaadjes van het palmpasentakje.



Geen opmerkingen: