Ergens halverwege de Ceintuurbaan moest ik stoppen voor rood toen het gebeurde. Mijn hoofd raasde al sinds ik was opgestaan en in een flits doorzag ik de onzin van al mijn malende kopzorgen. Al die dingen die ik vandaag moest doen, wat stelden ze goedbeschouwd voor? Ieder voor zich waren ze uitstekend te behappen – sterker nog, op de voorstelling die ik die middag moest spelen verheugde ik me zelfs. Als ik ze stap voor stap deed, die dingen, me op één ding tegelijk concentreerde, zonder steeds verzenuwd vooruit te denken, was er helemaal niets aan de hand. Ik glimlachte verlicht terwijl het stoplicht op groen sprong en trok rustig op.
Maar nog voor de volgende kruising was ik alweer gaan twijfelen aan de waarde van mijn inzicht. Was dit nou echt het begeerde spirituele ‘loslaten’ geweest, of gewoon een beetje gezond verstand? Of was dat misschien in diepste wezen hetzelfde?
Die nacht had ik beroerd geslapen. Maar anders dan vroeger: toen was ik zenuwachtig voor optredens uit onzekerheid over de afloop. Faalangst! Was ik fysiek in vorm, zou mijn stem het wel doen? Kende ik mijn partij? Zou ik mijn teksten niet verhaspelen? Nu gold mijn spanning niet zozeer de optredens zelf, daarin had ik wel vertrouwen. Mijn stem laat me zelden of eigenlijk nooit in de steek op het moment suprême; ik ben altijd grondig voorbereid en elk gokelement is uitgebannen - de branie waarmee ik me vroeger wel eens door optredens heen blufte hoort niet meer bij de zorgvuldige manier waarop ik tegenwoordig leef.
Dat ik toch nog steeds nerveus was voor concerten en voorstellingen kwam doordat ik me zorgen maakte om letterlijk alles eromheen, zoveel was me ook in mijn ordeloze nachtelijke gepieker wel duidelijk. Ik stel me het scenario van de dag voor en zie overal beren op de weg.
De obstakels die me deze nacht uit mijn slaap hielden waren van logistieke aard. Ik moest van A naar B en vandaar naar C. De eerste etappe was belemmerd door een afgezette rotonde en een zojuist van paaltjes voorziene parkeerplaats - daarop zou men me misschien klem zetten, zodat ik niet meteen na afloop weg kon naar C.
De tweede etappe had ernstiger belemmeringen, die in mijn hoofd tot ware doemscenario’s uitgroeiden. Er werd juist de volgende dag een marathon in Nieuw-West gelopen – hoe vermeed ik de blokkades en bereikte ik op tijd het theater?
Stap voor stap plande ik mijn actie. Ik raadpleegde ANWB-Routeplanner én Routenet.nl. Zo had ik in mijn hoofd de dag al talloze malen doorleefd zonder dat ik één moment aan de optredens zélf had gedacht en was ik feitelijk in de slechts mogelijke conditie om dit allemaal de baas te kunnen: onuitgeslapen en gespannen.
In de auto, voor dat stoplicht op de Ceintuurbaan, zag ik opeens, in genadeloos licht, wat ik aan het doen was. Ik ontzegde mezelf op voorhand de niet geringe mogelijkheid dat alles gewoon soepel zou verlopen. Ik gunde me de kans niet op zorgeloosheid. In plaats van problemen fris en uitgerust tegemoet te treden indien ze zich voordeden, worstelde ik er van tevoren al flink mee, zodat ik niet eens de voldaanheid kon voelen die hun uitblijven veroorzaakte: daarvoor was ik te moe.
Verlichting of eindelijk een beetje gezond verstand? Het maakte niet uit, besloot ik. Hoofdzaak was dat de beren ontmaskerd waren. Goedmoedige bromberen bleken het te zijn die me voor niks bang hadden gemaakt met hun Tibetaanse keelzang.
Het verkeer legde me geen strobreed in de weg. Ik werd inderdaad klem gezet op de parkeerplaats, maar nog voordat de sigaret die ik gelaten was gaan roken op was kwam de bestuurder van de misdadige auto er al aan. Van de marathon zag ik nauwelijks een spoor. Een verwaaide controlepost aan de Sloterplas, een paar eenzame lopers in de motregen. De voorstelling was fijn – mijn stem deed het gewoon ondanks de verkoudheid die de voorafgaande nacht was komen opzetten, ik kende mijn teksten en er knapte weer eens geen snaar.
‘OOOHM,’ zongen de beren.
1 opmerking:
Een reactie posten