dinsdag 11 maart 2014

INZICHT

‘We leven in een verdwijnende wereld,’ zei ik tegen mijn vriendin.
Ze keek me vragend aan van boven de op de tafel uitgespreide maandagkrant.
‘Laat je koffie niet koud worden,’ zei ik. Ze keek naar de kop waarop zich al een vel begon te vormen en nam een slokje.
‘Vorige week wou ik naar mijn favoriete antiquariaatje,’ hervatte ik, ‘je weet wel, dat pijpenlaatje aan de Ceintuurbaan. Oud vrouwtje, een spinnende ouwe kat op een stoel naast een suizende potkachel. Het was er niet meer. Opeens weg. En de dag daarna las ik dat Lieuwe Visser dood was. Van al die zangers die vroeger bij ons over de vloer kwamen leeft er bijna geen één meer. Alle iconen van mijn jeugd zijn omgevallen. Maar weet je wat ik toen opeens dacht?’
Mijn vriendin schoof haar leesbril omhoog en wachtte op wat er ging komen.
‘Ik dacht, in je kindertijd is de wereld stabiel en lijkt alles eeuwig. Maar dat is een illusie. De werkelijkheid is dat alles verandert en verdwijnt. Alles is er maar even. En opeens had ik vrede met die gedachte. Onze ellende komt voort uit de neiging om ons te veel aan de dingen te hechten. Daarin hebben die boeddhisten natuurlijk groot gelijk. Als je blij bent met wat er is en niet verwacht dat het er morgen weer zal zijn is er niets aan de hand.’
Mijn vriendin was niet onder de indruk. ‘Niet bepaald een verrassend inzicht, meneer Boeddha,’ zei ze. ‘De halfvolle fles, u welbekend.’
‘Natuurlijk. Maar het trof me opeens vol in mijn gezicht. Ik lag ’s avonds in bed en zei tegen Tijger: “Zo beest, daar zijn we weer. Wij wel. Weer een nacht.” En opeens moest ik lachen, hardop. Je kunt iets met je verstand weten en het toch niet voelen. Nu voelde ik het. Ik vond alles zinloos en werd er vrolijk van. En dat zonder drank, let wel!’
‘En wat ga je nu met dat briljante inzicht doen?’ vroeg ze, terwijl ze opstond om nog eens koffie te maken.
‘Ik ga morgen naar mijn op één na favoriete boekwinkeltje. En als het er nog is zal ik zeggen, hé, verrassing, dat is er nog! Dat valt weer mee!’
Ik keek naar de wazig blauwe lucht en hoopte dat wat ik aan mijn vriendin beschreef inderdaad een nieuw inzicht was, een klein beetje verlichting. Maar het kan net zo goed de voorlijke lente zijn geweest. Met zoveel belofte is het moeilijk je hoofd niet op hol te laten brengen.


(Illustratie: Rosanne van Spaendonck, pentekening bij 'De weg van de nap, een correspondentie in Haiku's' door Jan-Paul van Spaendonck en Robert Eksteen.)

3 opmerkingen:

Peter Boonstra zei

Ik verschuil me altijd achter de titel van een theatervoorstelling van Herman Finkers: 'de zon gaat zinloos onder, morgen moet ze toch weer op'. Wat de zon kan, kan ik natuurlijk ook. Dus laat je leiden door je nieuw verworven inzicht en leef een beetje bij de dag.

Peter

Jan-Paul van Spaendonck zei

Das Fräulein stand am Meere
Und seufzte lang und bang.
Es rührte sie so sehre
Der Sonnenuntergang.

Mein Fräulein! sein Sie munter,
Das ist ein altes Stück;
Hier vorne geht sie unter
Und kehrt von hinten zurück.

Heinrich Heine

Roberto zei

Als het leven geen zin heeft, dan maakt het maar zin!