vrijdag 7 maart 2014

TOILET


Een onverwacht telefoontje had een Belangrijke Afspraak in de agenda gezet.
De eerste dagen stegen aangenaam geurende wolken van verbeelding op als ik dacht aan de naderende ontmoeting. Ik stelde me een roemvolle toekomst voor – was dit niet de lucky break waarop ik zat te wachten? Ik strafte mezelf onmiddellijk voor mijn uit de hand lopende, nee hollende fantasie, floot mezelf terug met een schril fluitje: niet doen! Blijf reëel, wacht nou eens rustig af, stel je er niks van voor, dan kan het alleen maar meevallen. Maar een lekker gevoel bleef hangen, een gevoel van lente met de bijbehorende nieuwe geluiden en nieuwe kansen.
De morgen van de afspraak kwam en ik voelde me heel wat minder lekker. Ik had naar gedroomd, van bizar geweld en ellende, en mijn stemming was bedrukt. Toch moest ik me optimaal presenteren. Die ondermaatse geestelijke toestand moest ik onderweg maar zien op te vijzelen maar het omhulsel diende thuis in de juiste pasvorm te worden gebracht.
Daar deed zich een praktisch probleem voor: wat moest ik aantrekken? Mijn baard had ik al getrimd, dus met mijn kop zat het wel goed. Hoogstens was die te oud voor het jonge, dynamische bedrijf, maar daar was niks aan te doen. Een frisse blik, ja, die moest ik in de autospiegel oefenen.
Ik besloot tot een jasje en een nette blouse. Ik trok het overhemd aan en inspecteerde het kritisch. Ach, toch een vlekje tomatensaus, verdomde pastavreter die ik was. Ik nam de punt van een theedoek, bevochtigde die met warm water en wreef hard over de oranje smet. Te hard, het textiel bezweek onder mijn aandringen en een scheurtje werd zichtbaar waar de vlek had gezeten. Ik paste mijn colbertjes, een zwarte, een bruine. De revers bedekten de vlek, maar in de spiegel zag ik niet de man die ik wilde zien. Ik wist nu al hoe dat zou gaan: in vergelijking met de in scherp Italiaanse snit geklede directeur zou ik er opeens hopeloos knullig uitzien in mijn op Koninginnedag aangeschafte jasje. De zwarte sweater met col dan die ik meestal droeg? Ik aarzelde. Ik was dan wel een schrijver, maar moest ook een beetje als man van de wereld overkomen.
Onder de douche draaide ik de hete kraan flink open. Ik ademde diep in en keek naar mezelf, niet van buiten, maar van binnen. Daar verscheen mijn vriendin. Ik hoorde haar in gedachten zeggen: ‘Je moet vooral jezelf zijn. Als je ergens wordt aangenomen op grond van een rol die je speelt zul je je er nooit op je gemak voelen. Ze moeten je nemen om wie je bent, anders wordt het toch niks.’
Ik droogde me af en trok over mijn gehavende blouse mijn bordeauxrode truitje aan. De brandgaatjes vielen niet op, de kattenharen borstelde ik er zorgvuldig af.
De directeur ontving me allerhartelijkst. Hij had een ongestreken overhemd aan boven een huiselijke spijkerbroek. We konden het goed vinden samen.


(Illustratie: 'Toilet maken', Salomon Garf (1897-1943))

Geen opmerkingen: