dinsdag 18 september 2012

WINTERKLAAR

Voor watjes als ik (‘hooggevoeligen’, in de zalvende taal van de moderne psychologie) zijn seizoensovergangen moeilijk. Alle veranderingen van omstandigheden trouwens. De zomer stierf, en ik voelde me een paar dagen lang onveilig. Alsof de muren van mijn huis van karton waren en de telefoon elk moment kon gaan rinkelen voor een onheilstijding. Maar gisteravond, na een dag van hervatte routines, was ik ‘door’. Ik kwam thuis van een repetitie, trok de gordijnen dicht, schonk mezelf een glas Royal Club Wild Orange in, zonk neer in een stoel en blikte rustig en vol vertrouwen om me heen.
Wat ik daar zag beviel me bij de eerste aanblik wel: in dit warm-rood getinte Hobbithol zou ik de winter wel doorkomen. Maar al gauw begonnen me details op te vallen die me in de zomer niet hadden gestoord, toen de balkondeuren openstonden en het kunstlicht er alleen was om het staartje van de dag bij te lichten. Beschadigingen, reparaties, improvisaties, zwerfvuil. Ik keek met de ogen van een bezoeker, waarbij ik me mijn maatschappelijk geslaagde vrienden voorstelde. Zouden die me niet een slonzige bohemien vinden, en zich afvragen hoe ik kon leven in dit bijeengeraapte zootje? Ik schudde mijn hoofd. Wat anderen dachten telde niet, mócht niet tellen. Wat dacht ikzelf dan? Ik houd van mijn spullen, dat voorop. Elk meubeltje heeft een geschiedenis. En een in Amsterdam-Zuid bij het grof vuil weggehaald kastje kan mooier zijn dan menig object in een antiekwinkel. En ik had toch een echte, officiële Chesterfieldbank van onberispelijke komaf? Nou dan? Dat compenseerde die zichtbaar met een latje herstelde eettafelstoel toch maar mooi.
Ik schoof met mijn kont de zitting van mijn fauteuil naar voren om eens lekker achterover te leunen. Nog terwijl ik het deed besefte ik dat de stoel hiervoor niet ontworpen was, zoals ik al bijna was gaan denken, maar dat de lijm van het antieke Art Deco-meubel had losgelaten. Zo, bedacht ik geërgerd, ging het nu met alles. Iets ging kapot, ik wende eraan, en voor ik het wist was het ‘beter zo’. Beter zo. Het verhaal van mijn leven.
Ik stond op, duwde nors de zitting op zijn plaats en liep naar mijn studeerkamer om een gezellig boek uit te zoeken. Eerst maar eens een nacht slapen, morgen zou ik beginnen met een kritische schouw van mijn huis en al die ouwe zooi eens grondig aanpakken. Mijn huis winterklaar maken. Niet te veel ineens, elke dag wat. Ik trok een stapel Maigrets tevoorschijn en bladerde wat tot ik er een had gevonden die ik al lang niet had herlezen.
De behaaglijkheid wilde niet meteen komen. Wat ik ook probeerde, ik kreeg mijn kussen maar niet in de goede vorm gekneed. Of mijn hoofd lag te hoog, of het zakte te diep weg. Maar het weerzien met de commissaris, die ik na een lang zomerreces weer liet aantreden, was hartelijk. In de tegelijk zondige en solide wereld van Simenon heerst een geheel eigen, laconieke logica. Een logica met de Franse slag, een 'beter-zo-logica'. Het is de eerste morgen van het onderzoek. Maigrets biograaf noteert: ‘Omdat de conciërge had gesproken van Calvados, en ook omdat het echt koud was, dronk hij een glaasje daarvan.’ En in hoofdstuk twee (het is dan elf uur ’s ochtends): ‘In één teug dronk hij aan de toog een calvados, omdat hij daar zijn dag ook mee was begonnen.’
Troostrijke lectuur. Die commissaris toch. Glimlachend ging ik slapen.

4 opmerkingen:

Roberto zei

"Beter zo"...
Razend werd ik altijd als mijn vader bij een tegenslag zijn schouders ophaalde en verzuchtte: "Tja, er valt nu eenmaal niets aan te doen."
"Jawel, onderworpen zak, nul, passieve sukkel, er valt zoveel aan te doen, neem je lot toch in eigen hand!" wilde ik hem dan toeroepen.
Heb ik nooit gedaan. Terecht, weet ik nu.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Terecht? Omdat het geen verschil zou hebben gemaakt?

Anoniem zei

Mijn vader heeft zoiets nooit gezegd, maar ruim tien jaar na zijn pensioen ontwikkelde hij wel een gewoonte om iets dergelijks in lichaamstaal uit te drukken: ietwat optrekken van de schouders, en soms zelfs de handpalmen aan zijn afhangende armen naar buiten kerend. En net als Roberto kon ik daar woedend om worden, want zo wás hij niet, zo mócht hij niet zijn. Vanzelfsprekend heb ik uit respect daar nooit iets van gezegd. Overigens bleef mijn vader rebels, in de contramine, en opstandig tot het eind, vooral tegenover het medische gilde.

Anoniem zei

Die Maigret met de gele schoenen is een van mijn lievelingsdelen!