dinsdag 25 september 2012

LINTJE

De afgelopen tien jaar heb ik regelmatig op goedbedoelde evenementen in Nieuw-West gespeeld. Ik ben nu eenmaal de officieuze Tuinstedelijke Troubadour en muzikale chroniqueur van dat stadsdeel - een verdienste waarvoor ik stiekem hoop ooit, als ik oud ben, een lintje te krijgen. Want het was lang niet altijd feest. Meestal regende het en zong ik voor anderhalve man en een paardenkop.
Ook voor de opening, afgelopen zaterdag, van het New West Fest waren de voorspellingen niet geweldig. Maar toen de dag aanbrak en mijn zoon en ik gitaren en apparatuur in de auto stouwden stelden we vast dat het verrassend mooi weer was: zo’n koele, diepblauwe dag in de vroege herfst, waarop de vuurdoorn gloeit en de wolken een speciale glans hebben.
We reden naar de Sloterplas, parkeerden, laadden uit. In de muziektent werd al druk gescharreld met snoeren, kabels en microfoons. Het weerzien met de bandleden was hartelijk. De zangeres zong een paar toonladders, de saxofonist blies zijn rieten warm, de rest pingelde en roffelde wat, of jamde een stukje mee met de muziek die de mensen van de geluidstechniek altijd keihard aan hebben staan, alsof ze bang zijn dat hun apparatuur de stilte niet kan verdragen.
Stipt op de afgesproken tijd gingen we van start. Veel publiek was er nog niet, maar ik herkende er dierbare gezichten onder: genoeg voor een warm resonerend klankbord.
Op een wegwaaiend spiekbriefje en een ontstemde g-snaar na liep alles gesmeerd, de muziek klonk goed, het applaus was gul.
En toen, gaandeweg het optreden, gebeurde er iets met me dat me verraste. De ernstige, ingetogen zanger die ik ben geworden onderging een verjongingskuur. Ik stampte met mijn voet, hief mijn gitaar op in een heroïsch gebaar of liet die even los om met twee armen het publiek in te wijzen. Had ik nog lang haar gehad, ik zou het naar achteren hebben geschud. Kortom, ik stelde me aan. Of, aardiger gezegd, ik deed theatraal. En het was lekker om te doen.
‘Hé, wat was dat nou?’, zei ik tegen mezelf toen onze laatste noten waren gesmoord in het oorverdovende kabaal van een exotische drumband, ‘jij was toch zo tegen het opzetten van toneelmaskers?’ (Zie Rookzangers Avonturen, deel 246: 'Persona') ‘En daar ging je weer, helemaal in je oude rol van podiumdier. Hoe zit dat?’
U kent het antwoord natuurlijk op die vraag, maar ik moest er even over nadenken. Een masker dat je opzet onder sociale druk of uit gehoorzaamheid aan je dwangmatige neiging om je omgeving te behagen, zit scheef en laat zere plekken na. Maar als je puur uit vitaliteit en levenslust in een rol schiet zit het als gegoten en glijdt het soepel weer van je gezicht af; tot rust gekomen draai je het nog even liefdevol in je handen rond, voor je het weer opbergt bij de andere requisieten.
Tot die conclusie kwam ik terwijl we op het hoge terras van Café Oostoever in de warme zon zaten. Een subtiel regentje streelde even onze huid maar verdween weer voor we serieus overwogen naar binnen te gaan. Beneden ons woedde het festival voort en voor ons rimpelde de wijde Sloterplas flonkerend onder de blauwe hemel. Zeilbootjes trokken voorbij. Na een uur braken we traag, onwillig bijna, op. Lucas, de saxofonist, zei dat hij moe was en zin had om thuis in een heet bad te gaan liggen met een Bommelboek. Dat gaf me plotseling een geluksgevoel. Zoiets wilde ik ook.
Thuisgekomen was er echter nog een laatste barrière te nemen voor ik me aan dat verdiende niets doen kon wijden. Ik zette mijn spullen in het trappenhuis en liep naar de Albert Heijn op het Museumplein. Ik kocht wat nodig was voor een makkelijk maal. Weer buiten hoorde ik een man tegen zijn dochtertje zeggen: ‘Kijk, daar is de koningin.’ Op hetzelfde moment snerpte een fluitje. Ik draaide me om en zag hoe agenten op motoren een kleine kolonne van zwarte limousines door het verkeer gidsten. Terwijl de stoet het rode stoplicht negeerde en de De Lairessestraat indraaide zag in de tweede auto, op de achterbank, een reusachtige hoed.
Het was om zo te zeggen het koninklijk besluit van een mooie dag. Dat lintje had ik eigenlijk al.

1 opmerking:

Anoniem zei

Maskers kunnen de boel behoorlijk op zijn kop zetten. Een wijzer man dan ik dichtte ooit het volgende:
"De man die vrolijk met zijn masker speelde
Totdat het uur sloeg dat zijn waar gelaat
Muurvast één leven met zijn masker deelde"
Wijs maar niet zo vrolijk, in tegenstelling tot jouw verhaal waarvan ik weer genoten heb.

Groeten,

Peter B.