dinsdag 14 februari 2012

ROTZAK

Ik was in een niet al te assertieve bui, maar de stemtraining die ik met het clubje acteurs deed bracht me bij de les. Dat kon ik. Ik had een vak geleerd. Ik was iemand. Ik liet me met weer lekker opgeblazen ego in een stoel op de eerste rij van het theater vallen, en keek betrokken toe hoe de jonge regisseur de repetitie overnam. Tot mijn verrassing begon die met een reeks adem- en stemoefeningen. Maar... dat ik toch al gedaan? Waren mijn geneurie en geblaas niet goed genoeg? Hij verwoordde het allemaal veel intellectueler, kecker ook. Ik zakte langzaam weg in mijn stoel en liep leeg. Bij de scènes die volgden, die ik zelf mede had bedacht, voelde ik me toeschouwer, meer niet. Van grote afstand keek ik toe naar iets dat van iemand anders was. Voor het einde ging ik weg, ik kreeg die middag bezoek. Thuis ruimde ik haastig op en ging verstrooid en bedrukt in de weer met aardappelen en prei. De bel ging: mijn Italiaanse vriend, vroeger dan verwacht. Hij was uitgelaten, maar gevoelig genoeg om meteen mijn tegengestelde stemming te zien. Ik probeerde hem te verklaren waarom ik stil en triest was, maar kwam niet verder dan wat gehakkel over details die, zodra ik ze probeerde kleur te geven, overdreven uitvergroot leken. Ik kon mijn vinger maar niet op de zere plek leggen. Hoe ik ook prikte, het pijnpunt vond ik niet. Ogenschijnlijk liep alles goed. Toch moest er iets zijn, wat me niet zinde aan dat theaterstuk en hoe het zich ontwikkelde, ik voelde me toch niet voor niks zo mies? Mijn vriend stak een Toscano op en zei: ‘Maar jij bent toch een oude maestro? Je kunt je toch gewoon breed maken en met grote stem zeggen: zó wil ik het, zó gebeurt het!?’ Ik keek hem verbluft aan. Dat was precies, wat ik niet kon. Ik slaagde er niet in mijn ervaring en mijn leeftijd te verzilveren in overwicht. Ikzelf had vroeger met bewondering en respect opgekeken tegen oudere collega’s, ik had ze naar de mond gepraat en naar de ogen gezien, maar diezelfde behandeling kreeg ik niet, nu het mijn beurt was. Ik was teleurgesteld in mijzelf, dat was het. Ik voelde me een lulletje rozenwater van bijna zesenvijftig. In de kliniek had een therapeut me gezegd: ‘Maar het is toch juist mooi om kwetsbaar te zijn?’ Dat zal wel, meneer de therapeut, maar soms is het handig om het kind in jezelf even thuis te kunnen laten. Je kunt honderd keer een geweldige staat van dienst hebben, zodra de ambitieuze jeugd voelt dat je je daar niet op laat voorstaan walst ze evengoed over je heen. Respect moet je afdwingen, daar heb je geen recht op, zegt mijn vriendin. Maar in dwang heb ik geen zin meer. Soms wou ik dat ik een rotzak was.

1 opmerking:

Hans Valk zei

Een interessant thema, dat gebrek aan respect tussen de generaties. Moet ik binnenkort ook eens iets over schrijven, misschien. Ik heb er ook wel wat ervaring mee, maar minder evident dan dit voorbeeld.
Wat ik overigens ook meteen dacht: zijn die acteurs ook watjes? Waarom is er onder dat clubje ook kennelijk niemand die roept "schon dagewesen!"

Wat me opvalt is dat de jongere generaties buitengewoon sterk zijn in abstraheren, zeker als ze in een management-achtige rol zitten. Ze houden van de grote lijn en niet van de details. Wie vraagt hoe we dat goeie plan nou concreet gaan invullen is een spelbreker en een zeurpiet. Bedenk iets, Tom Poes! Als zij zich er maar niet mee bezig hoeven te houden.
Ik heb nog wel meer aardige voorbeelden, maar die bewaar ik voor mijn eigen stukje..

Voor de rest: probeer nog 's één keer een rotzak te zijn. Als je weet dat je dat nog kan, als het er opaan komt, kun je het misschien loslaten. Het zagen aan de poten van willekeurige ego's kun je dan verder met een glimlach aan anderen overlaten.
Wat ook helpt: als je niet denkt aan jezelf als een ouwe man, dan ben je ook wat minder de éminence grise die genegeerd wordt. Wat overigens niet wegneemt dat je best nog een keer een rotzak mag zijn.