dinsdag 14 juni 2011

HET LAND VAN LEUK


Wat te doen met een bewolkte Eerste Pinksterdag als je vriendin naar Sint Petersburg is? In het Vondelpark was de finale van een singer-songwriterswedstrijd, gevolgd door een optreden van Lucky Fonz III. Ik moet liedjes schrijven, en mijn liedjes schijnen nogal ouderwets te zijn. Dus het kon geen kwaad eens te gaan luisteren naar jonge collega’s – misschien konden ze me inspireren.
In en rond de schelp van het openluchttheater, waar ik zelf zo vaak heb gestaan, was het druk. De geur van rosé en witbier drong zich in mijn neus. Op het podium stond een meisje te zeuren boven twee of drie gitaarakkoorden. Dat soort litanieën van drie minuten hoorde je vroeger op verduisterde zolderkamers, nu waren ze blijkbaar salonfähig. Ze kreeg luid applaus, de presentator zei dat het prachtig was geweest. Ik keek om me heen en zag niets dan onduidelijke, tamelijk jonge mensen. De paar leeftijdsgenoten die er waren deden alsof ze jonger waren. Ik zag mannen met getrimde baardjes en brillen met donkere, namaakhoornen monturen, met dure arbeiderspetten of te kleine hoedjes op. Allemaal blank, zelfs bleek: dit was een witte aangelegenheid. Ik voelde een onberedeneerde ergernis opkomen jegens de generatie van hippe plezierzoekers die de zogenaamde stadsstranden en de parken bevuilt met wijnflessen en van festival naar festival dwaalt. Om dat nurkse cultuurpessimisme te bestrijden kocht ik een ijsje, misschien had ik een suikertekort. ‘Koekido?’ vroeg de verkoper. Ik zei maar ja, en zag even later dat ik Ben & Jerry’s Cooky Dough had besteld. Toen het bevroren bekertje zacht genoeg was om een paar hapjes te kunnen nemen klaarde mijn stemming iets op. Lekker ijsje, de zon kwam door, ik moest niet zo chagrijnig doen. Deze liedjesmakers waren misschien onbeduidend, maar Lucky Fonz III zou veel goed kunnen maken. Tenslotte kregen zijn cd’s uitstekende kritieken in Oor, en ik had wel eens een interview met hem gelezen, waaruit hij tevoorschijn kwam als een aardige, intelligente jongen.
Lucky Fonz III kwam op. En Lucky Fonz III ging af, wat mij betreft.
Ik heb zelden zoiets zouteloos gehoord. De man kan niet al te best zingen, zijn liedjes zijn niemendalletjes, zijn teksten melige verhaaltjes in hortend metrum en kreupel rijm. Kokette, ironische aankondigingen (‘Als je goed luistert, hoor je de clou al in de derde regel’) wekken de suggestie dat wij allemaal, Fonz en zijn publiek, deelnemen aan één grote grap. Deze jongen, die begon als een imitator van het imago van Dylan – wél zijn geneuzel en zijn onhandigheid, niet zijn inhoud en zijn engagement –, en in die tijd nog wel aardige folksongs schreef, bakt er nu hij op Nederlandstalig repertoire is overgegaan echt helemaal niks van, volgens de wetten van mijn bakkerij dan tenminste. Oudbakken suikerbrood. Camp en ironie, meer niet. Onvermogen als handelsmerk. Hoogstens kun je zeggen dat hij een soort onbekommerde vrolijkheid uitstraalt, voor wie daar gevoelig voor is. Ik niet. Ik word er treurig van. Ben ik nou gek? Ik kan me niet voorstellen dat de recensenten die zijn huidige werk prijzen dat werkelijk menen. Misschien zijn ze bang dat hun baan op de tocht komt te staan als ze zich te veel tegen de tijdgeest verzetten? Wel begrijp ik nu beter hoe het fenomeen Tim Knol kon ontstaan. Vergeleken bij de luchtige flauwekul van Lucky Fonz III zijn de liedjes van die Noord-Hollandse retromuzikant bijna de doorwrochte meesterwerkjes waarvoor de muziekpers ze aanziet. Knol doet hoorbaar zijn best bijzondere liedjes te maken. Fonz doet alleen maar leuk. Maar moeten we hem dat kwalijk nemen? Zijn act kan alleen gedijen in een cultuur die zichzelf niet meer serieus neemt, die elke noodzaak, elke ambitie en elke bezieling heeft verloren. De cultuur van het Land van Leuk.
Ik kon het niet langer aanhoren. Ik liep naar huis in de koppige overtuiging dat ik maar gewoon ouderwets moest blijven. Liever tien échte luisteraars dan duizend verveelde rosédrinkers die serieus naar Lucky Fonz III kunnen luisteren. Om Reve te parafraseren: liever geen muziek, dan Lucky Fonz III.

3 opmerkingen:

Alphons zei

Hier ben ik het helemaal mee eens! En dat gezicht met dat irritante haar.. Vreselijk.

Knol eenmaal Neil Young zien/horen nadoen. Dat was inderdaad goed.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Thanks, Fonz I.... Ik was al bang dat ik te streng was geweest....

Anoniem zei

Eigenlijk presteert die Lucky Fonz nagenoeg hetzelfde als ik ooit Mo Tucker in De Melkweg zag doen: niet kunnen spelen en niet kunnen zingen. Of haar teksten ook waardeloos waren weet ik niet, maar van dat concert heb ik intens genoten vanwege de bizarriteit van het geheel.
Maar het gebrek aan enig kunnen van die Lucky Fonz III, waarbij in zijn geval dan natuurlijk nog zijn waardeloze teksten komen, heeft mij al jaren geleden ertoe gebracht om hem de oneman-jostiband te noemen. Al is dat natuurlijk niet aardig jegens de leden van die groep, die met de tong uit de mond bíjna op het goede moment op het houtje met het gele plakkertje slaan ('raak!').

Lucas van Helsdingen