vrijdag 17 juni 2011

ZEEKOE


Ik kwam uit het zwembad. Het weer was omgeslagen. Een fijne regen viel loodrecht omlaag. Met gekromde schouders en gebogen hoofd liep ik zoveel mogelijk onder de bomen en langs de gevels om dezelfde toestand te vermijden die ik net een uur lang vrijwillig had opgezocht. Tevergeefs, binnen vijf minuten was ik zeiknat.
Ik heb het zwemmen weer opgepakt omdat de yogasessies er steeds vaker bij in schoten, en ik toch iets aan fysiek onderhoud moet doen. Het voelde meteen vertrouwd. Er was niet veel veranderd in het Zuiderbad. Wel in mij: ik stond niet zoals vroeger een kwartier te dralen onder de hete douche en sprong zonder aarzeling in het water, dat warmer was dan ik me herinnerde. Vroeger moest er een kater worden weggezwommen, nu niet meer. Ik moet hoogstens korte metten maken met mijn luiheid, maar dat doe ik graag, want luiheid voelt niet lekker, als je er te veel van hebt.
Vertrouwd waren ook de ergernisjes. Kinderen die van de duikplank springen als je er net onderdoor zwemt. Maar vooral: pratende vrouwen.
Ik weet niet of het u wel eens is opgevallen, maar vrouwen gaan het liefst paarsgewijs naar het zwembad, en zetten dan hun gebabbel gewoon voort, in plaats van te wachten tot bij de koffie achteraf. Vooral wat oudere vrouwen: met trage slagen trekken ze eensgezind hun baantjes, zusterlijk naast elkaar, en herkauwen de feitjes van de dag. Wist u dat de zeekoe ooit als het levende bewijs gold voor het bestaan van de legendarische zeemeermin? Ik heb er ooit een gezien in Artis, en zag er met de beste wil van de wereld geen zwemmende vrouw in, maar die zeelui van vroeger hadden blijkbaar meer fantasie. Die waren natuurlijk half gek van ontbering en onthouding. Mijn dochter was als kind gek op zeemeerminnen. Haar tekeningen stonden er vol mee, en haar lievelingsfilm was The Little Mermaid. In het zwembad ging ze altijd om mijn nek hangen als ik probeerde serieus te zwemmen, en dan moest ik meedoen - ‘Ik was Ariël, en jij was koning Triton.’ Toen ergerde dat me misschien ook, nu vlijmt de herinnering vol weemoed door me heen.

Daar nadert zo’n stel.
‘Leuk joh, zo’n digitaal album. Weet je wat je kan doen? Je kunt die foto’s op een a-4’tje uitprinten. Ik krijg ze alleen niet zo scherp.’
‘Dat komt omdat ze te weinig pikkels hebben.’
‘Pardon...’ Ik manoeuvreer om het tweetal heen, maar een volgende blokkade is al in zicht.
‘Ja, voor haar is het natuurlijk ook helemaal niet zo leuk, als je dat soms denkt. Ze moet elke dag dat verband verschonen. Want hij kan dat natuurlijk niet.’
‘Nee, hij kan niks.’
‘Pardon...’ Weer een paar meter respijt.
‘Maar mijn dochter zegt, dat hij zelf de verantwoordelijkheid moet nemen. Hij is ermee begonnen, toch? En als je weet wat ze een moeite heeft gedaan! Die deur is wel zes keer uit de sponning geweest. En nu weer met die katten...’
Voorlopig is de weg vrij. Maar daar staan twee mannen aan de kant. Ze herkennen elkaar en groeten elkaar joviaal. Ze springen al pratend in het water. Ik houd mijn hart vast. Zou ik mijn vooroordeel overboord moeten gooien? Ik ben erg gesteld op mijn vooroordelen, en houd ze het liefst zo lang mogelijk in tact. Ik schroef mijn tempo iets terug. De ene man zet een flinke spurt in en zwemt voor de ander uit, de ander blijft discreet een paar meter achter. Af en toe draait de voorste zijn hoofd om en roept wat, de ander roept iets terug.
De doorgang is onbelemmerd, mijn wereldbeeld onaangetast.

Geen opmerkingen: