tuimelt een gele vlinder.
Grijsaard aan ‘t vensterzicht
sluimert, hij ziet steeds minder.
Zingend door heg en steg
ging hij ooit, opgetogen.
Stof van menige weg
is in zijn haar gevlogen.
Wel zijn bloeiende boom
en de vlinder, die gouden,
als een dierbare droom
onveranderd behouden.
Maar traag is nu vlindervlucht,
geuren zijn dunner en lichter.
Koeler het licht en de lucht
zwaarder te ademen en dichter.
Lente zoemt als een bij,
liedjes, zo lief, zo geurig.
Hemel is blauw en vrij,
vlinder ontvouwt zich kleurig.
(Märzsonne, Hermann Hesse, maart 1948)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten