Op het verder verlaten terras van Grand Café W. zat tegenover me een man in zichzelf te praten.
Althans, zo leek het.
Een kleine, artistiek ogende man, met warrig zwart haar met een flinke scheut grijs erdoorheen. Grijze sweater, vale spijkerbroek. Hippe sportschoenen. Expressieve bruine ogen, beweeglijke, zuidelijke handen. Vast een collega, die ook de weg kwijtgeraakt was, scheen me toe. Vóór hem op het tafeltje stonden twee glazen Calvados, waarvan de ene nog niet leeg. Twee wél lege koppen koffie, een vol glas water.
Was dit iemand die zich het romantische 'dubbelgangersmotief', middels een magisch alcoholisme, tot werkelijkheid had gemaakt? Had hij een rendez-vous met een verzonnen vriend? Ik begon het bijna te geloven, tot ik besefte dat tegenwoordig veel mensen zo’n mobieltje hebben, dat in één van hun oren is ingeplugd, zodat het net lijkt of ze in zichzelf praten. Hands free.
Het gesprek met zichzelf of met een verzonnen ander eindigde, dat kon ik duidelijk horen ondanks de voorbij razende trams, in felle verwijten en grove beledigingen. De deal met de galeriehouder of concertorganisator was slecht verlopen. Ze hadden hem belazerd.
Hij sloeg zijn bodempje Calvados naar binnen en stond driftig op. ‘Fuck the fucking bastard’, riep hij gefrustreerd, in het niets, met woeste blik.
Ik zag nu zijn andere, eerst van mij afgewende oor. Geen oordopje. Dus toch een schizofreen?
Zo leek het wel. Ik prees mijn mensenkennis.
Maar toen pakte hij, imiddels gekalmeerd, zijn gsm uit zijn colbertje, tikte een nummer in, en begon in vloeiend Frans een vloeiend gesprek. Elegant, vleiend, suave, welbespraakt, en met een toon die het volledig tegenovergestelde was van het agressieve fortissimo waarmee hij zojuist nog had gesproken.
Het onderwerp was zonder twijfel hetzelfde. Maar de eraan verbonden ergernis had hij vóór het gesprek van zich af gemompeld en geschreeuwd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten