vrijdag 27 oktober 2017

Het boek en het bed, en het park

Op het moment dat de koorts verdween ging het bed me tegenstaan. Ik had het er best fijn gehad, drie dagen lang. Mijn griepje ontsloeg me van verplichtingen en zorgde voor een ontspannen, zij het ook wat surrealistisch verblijf onder de allengs klammere dekens, waarin de tijd haar orde en betekenis verloor. Buiten ging het tellen der uren door zoals op andere dagen; de werklui begonnen als het nog net geen licht was en stopten als de schemering voorzichtig inzette. Ook hun pauzes kende ik inmiddels. Maar ik kon net zo goed om halfvier 's nachts als om halfvier 's middags mijn boek pakken om weer een minuut of wat te verdwijnen in de vreemde wereld van The Sirens of Titan. Even lezen, ogen die gaan branden, weer slapen. Dit eindeloos herhalen. Net zolang tot het over was.
Goed, toen was het over. Ik had althans geen koorts meer. En ook geen zin meer in mijn bed. Ik douchte, kleedde me aan, deed mijn gewone routine, mediteerde weer eens, schraapte mijn rauwe keel en probeerde een paar tonen te zingen. Er kraakte iets. Een hol geloei op kaboutervolume kwam uit de verstopte buizen. Hm. Voor zingen was het blijkbaar nog te vroeg; ik moest oppassen om, met het verlaten van mijn bed, niet meteen weer in die ongeduldig draaiende tredmolen te stappen: geef het de tijd, zei ik tegen mezelf, geef het nog een paar dagen de tijd.
Naar het park ging ik. Om te zien of ik wat herfst op kon snuiven. En met het idee, op een bankje of terrasje eens rustig op een rijtje te zetten hoe het afgelopen jaar geweest was. Hoe het allemaal zo gekomen was, dat ik hier zo moe en ontmoedigd rondliep. Wat er gebeurd was en niet gebeurd was sinds, precies een jaar geleden deze dag, mijn vader stierf.
Op deze catharsis had ik mijn zinnen gezet. Het denkbeeld, literair schoon schip te maken had me het gevoel gegeven dat ik nog iets zinnigs en nuttigs kon doen, in deze verder totaal onnuttige en zinloze week. Maar zo werkt het natuurlijk niet, zo is het leven niet, zoiets is fictie.
Er brak iets van zon door en ik schreef wat in mijn schriftje. Maar mijn hoofd werkte nog niet goed, zoals ook mijn longen nog hadden gepiept van benauwenis tijdens de wandeling. De eerste zinnen gingen nog wel - daarna ontaardde mijn schrijven in snel tempo in slap geouwehoer. Somber sloot ik het schriftje. Wilde ik te veel, te snel?
Thuis kroop ik, ook zonder koorts, mijn bed maar weer in. Maar nu ik The Sirens of Titan uit had wist ik niet goed meer wat ik daar moest doen.

Geen opmerkingen: