dinsdag 3 oktober 2017

Een vliegende kraai


Het werd de Varkensbaai genoemd en het was een modderig stadsstrandje aan de Sloterplas, waar vooral veel werd gebarbecued en nauwelijks werd gezwommen. Twee jaar geleden kreeg het een make-over: met opgespoten zand werd het vijf keer zo groot gemaakt. Bij een nieuw uiterlijk hoort een nieuwe naam, en sinds afgelopen zomer heet het officieel het Sloterstrand. Quaggamosselen zijn ingezet tegen blauwalg en zorgen voor schoner zwemwater.

Aan de rand van het zandstrand ligt Hotel Buiten, dat vanaf 8 oktober officieel open is. Hotel Buiten (slogan: 'Het is hier geen hotel!') mikt op een jong en hip publiek, zeg maar gerust hipsters, dat hier op 'het mooiste stukje urban nature van Amsterdam' vooral slow moet komen chillen. 'Hotel Buiten is een creatieve en inspirerende plek,' lees ik op hun mooie website, 'voornamelijk opgebouwd uit hergebruikte materialen. Aan drie kanten omringd door water, misschien dat we daarom zo graag een vuurtje stoken. In de houtkachel, vuurkorf of de barbecue. Vuur verbindt en verwarmt.'

Afgelopen zaterdag laaide dat vuur hoog op om afscheid van de zomer te nemen en de herfst in te luiden. Vrijwilligers van het hotel dat geen hotel is hadden de hele zomer het strand gerund. Vanuit een winkeltje (de Share Your Beach Shop) hadden ze gratis opblaaskrokodillen, parasols en strandstoelen rondgedeeld, en ze hadden er de omgang van de zeer diverse badgasten in goede banen geleid - niet altijd even gemakkelijk daar in Nieuw-West. Zaterdag werd het strandseizoen afgesloten met een borrel: marshmallows, appels en wijn.

Waarom was ik daar? Natuurlijk heb ik een meer dan gewone belangstelling voor alles wat in die contreien gebeurt, u weet het, ik kom uit Nieuw-West en schrijf en zing erover. Maar in dit geval was er meer aan de hand. Ik had een mail gekregen van de organisatie. Bij het feestje zouden twee mannen hun visie geven op de legende van het Monster van de Sloterplas. Verhalenverteller Godfrey Lado en dichter Chihad Ozcan. Daarna zou Joep Pelt wat liedjes zingen.
Ik lees dat en moet slikken. 'Waarom ik niet?' is mijn eerste jaloerse reactie. 'Ik, die dat monster zowat heb uitgevonden! Het zou allang niet meer bestaan als ik het niet met mijn liedjes en teksten had gesommeerd om uit de diepten te komen!'
'Nou ja,' is mijn tweede, mildere reactie, 'begrijpelijk dat ze eens wat anders willen. "Altijd maar die witte baardmans met zijn gitaar en zijn jeugdsentiment," zullen ze denken. "Laten we eens kijken wat mensen met een heel andere achtergrond te reflecteren hebben op deze urban myth."'

Maar het was de derde reactie die me uiteindelijk deed besluiten door de regen naar de Plas te gaan.
'Ho! Maar wat nou, als ze daarginds helemaal niet weten, dat ik besta? IJdeltuit, heb je dáár weleens aan gedacht?' Ik kreeg dat mailtje niet voor niets op de valreep doorgestuurd.
Het Monster, bedacht ik, is blijkbaar weer een eigen leven gaan leiden, zijn naam spreekt opnieuw tot de verbeelding. Ik heb een steentje opgeraapt en het in het water gegooid en de kringen komen uiteindelijk bij me terug.
En dat vond ik wel een mooi idee. Net zoals het een mooi moment was toen Godfrey Lado, voormalig kindsoldaat, vluchteling uit Zuid-Soedan, mijn boek erbij pakte om uit voor te lezen. Geamuseerd, een beetje gegeneerd en een beetje ontroerd hoorde ik mijn woorden naar me terugkomen, getint met zo'n exotisch accent dat ze niet altijd begrijpelijk waren. Een snelle research had Godfrey naar dat boek geleid, en de organisatie had toen haar best gedaan de makers op te speuren, zo was het gegaan. Misschien was dat eigenlijk nog wel bevredigender dan zélf gevraagd te worden om voor te lezen. Mijn kindje kon op eigen benen staan en was de wijde wereld ingetrokken.
En het was hartverwarmend om zo gul ontvangen te worden als 'de schrijver van het boek'. Mijn coauteurs Holslag en Martin waren er niet, dus ik mocht alle eer in mijn eentje opstrijken. Ik kreeg een glas Kroatische wijn aangereikt en werd uitgenodigd om iets vertellen over mijn nieuwe boek, waarin de wáre geschiedenis van het monster voor het eerst onthuld wordt. Ik vertelde wat, zong a capella een strofe, maakte wat rommelige reclame; men bewonderde de tekeningen, ik verkocht het exemplaar dat ik bij me had. 'Een vliegende kraai vangt altijd wat,' zei mijn vriendin. 'Je moet onder de mensen komen, je gezicht laten zien. Ze kunnen niet ruiken wat je allemaal maakt, als je er geen ruchtbaarheid aan geeft.' Ik knikte braaf en nam me voor daar beter in te worden.

Ondertussen zit ik een paar dagen later wel met een gemengde gevoelens. Ik gun de wijk een beetje aantrekkingskracht, een beetje bloei. Ik juich het theoretisch zelfs toe dat Slotermeer een hotspot zou worden, hoe onwaarschijnlijk dat ook lijkt. Maar het mooiste van de Sloterplas vond ik nou juist, dat het er zo stil en zo wild was. Waar picknicktafels staan en gebeachvolleybald wordt, waar hipsters verbinding voelen door vuurkorven terwijl ze genieten van Amsterdams biologisch schepijs, natuurdesembrood en local craft beer, daar laten geen monsters zich nog zien.



Pas verschenen: 'De meermin, het monster en de maan'. Rijk geïllustreerd, gebonden. € 13,90. HIER te bestellen.

1 opmerking:

Roberto zei

Daar laten geen andere monsters zich nog zien!