vrijdag 17 maart 2017

SPOKENKOOR

Op de hoek van de Stadionweg en de Beethovenstraat werd ik ingehaald door een man op een fiets. Hij stopte, stapte af, ging naast me lopen en vroeg: 'Zag ik u nou net dirigeren?'
Ik voelde me betrapt. Inderdaad had ik een paar gebaren gemaakt om de melodie in mijn hoofd kracht bij te zetten. Maar wat ging die man dat aan?
'Zou kunnen,' antwoordde ik ontwijkend. Hij liet zich niet ontmoedigen door mijn vaagheid. 'Bent u muzikant?' vroeg hij.
Ik antwoordde bevestigend en gaf toe dat ik inderdaad ook koordirigent was.
De man zei hoe toevallig dat was, want net de avond daarvoor was hij naar een kooruitvoering geweest, in Utrecht. Op het moment dat hij dat zei en in zijn zakken zocht naar het programma wist ik dat ik dit gesprek eigenlijk niet wilde voeren. Maar mijn mond had al beleefd geïnformeerd welk stuk ze dan hadden uitgevoerd, in Utrecht. Modern muziektheater, hij noemde een mij onbekend gezelschap. En wat voor muziek maakte ik dan wel?
Weer een vriendelijk, maar beknopt antwoord van mij.
'Mag ik u vragen,' vervolgde hij, door mijn vriendelijkheid aangemoedigd en allerminst uit het veld geslagen door mijn beknoptheid, 'welke melodie er zojuist in uw hoofd speelde?'
'Dat weet ik echt niet meer. Dat kunnen er zoveel zijn geweest, dat gaat onbewust.'
Dit signaal was voldoende om te kennen te geven dat ik het gesprek niet in de diepten wilde laten verdwijnen, daar op de hoek van twee drukke Amsterdamse straten. Hij vroeg me hoe ik heette. Ik zei mijn naam, en vroeg, wellevend, naar de zijne. Hij gaf me een hand en noemde een naam die ik dacht te zullen onthouden maar vijf minuten later alweer vergeten was. Hij groette en fietste verder.
Op het moment dat hij verdween besefte ik hoe betrekkelijk de veilige anonimiteit van het grootsteedse straatleven is. Misschien was die man niet helemaal in orde, was het filter tussen binnen- en buitenwereld bij hem beschadigd; misschien was het ook gewoon het uitbundige lenteweer dat ervoor zorgde dat hij de gedragscode van een nette buurt doorbrak, en me zo rechtstreeks had aangesproken - maar in elk geval had hij aangetoond dat ik gezien werd op mijn wandeling: ik liep daar niet alléén de mensen om me heen te observeren, zij observeerden mij ook. En zagen een naar binnen gekeerde man op leeftijd die midden op straat een stukje opera dirigeerde voor een spokenkoor.
Twee gevoelens streden om voorrang. Het ene was dat ik tot de orde was geroepen door deze belangstellende interventie, en voortaan mezelf beter in de plooi moest houden, wilde ik rustig en in veilige anonimiteit onder de mensen zijn. Het tweede was dat de man, welke motieven hem ook bewogen, groot gelijk had met zijn directe benadering. We lopen allemaal op straat alsof die van ons is, in de stad. We groeten elkaar niet. We negeren elkaar met strakke smoel maar spiedende ogen. Eigenlijk vond ik zijn gedrag, hoe onwerkelijk me dat ook toescheen meteen nadat hij op zijn fiets was gestapt - het was net of de gebeurtenis niet echt had plaatsgevonden en in het niets was opgelost - heel verfrissend. Het was alsof ik wakker was geschud uit een winterslaap.
Daarom, onbekende fietser, alsnog een antwoord. Mocht u dit lezen: het was het openingsensemble uit het tweede bedrijf van The Sorcerer, dat mijn zwaaiende hand in de lucht had getekend. De volgende keer, als het weer nog ietsje mooier wordt, zing ik u er wel een stukje uit voor.

Geen opmerkingen: