dinsdag 31 mei 2016

FLAMENCO


Via een laan vol purperen jacarandabomen kwamen we aan een ommuurd pleintje net buiten het centrum, waar de Peña Flamenca was gevestigd. We kochten kaartjes en kwamen door een gang in een grote zaal vol tafels waaraan fiks gegeten werd. Mijn gezelschap zocht een plaatsje op een bank tegen de muur terwijl ik naar de bar liep om verversingen te bestellen. Hoewel er maar een paar mensen stonden te wachten zag ik meteen dat dit een kwestie van geduld zou worden. Het personeel riep met 'veldstemmen' (zoals mijn schoonfamilie dat noemt) instructies naar elkaar, een ober wiste zich het zweet van zijn bleke voorhoofd, aan de blik in zijn ogen te zien was hij op de grens van paniek. Toch was het grootste werk gedaan - de laatste schalen patatas bravas waren de zaal in gebracht - het was waarschijnlijk hun gewone manier van doen. Voor me zuchtte een lange Brit in bloemenshirt en vakantiebroek 'I give up', waarna hij met zijn lege glas Bacardi-Cola de bar verliet. Ik zette moedig door en werd uiteindelijk beloond. Een vrouw schonk een half glas in, snerpte een bevel naar achteren en verdween half rennend in de keuken. Iemand anders kwam na enige verwarring de bestelling afmaken. Balancerend met mijn glaswerk ging ik terug naar de zaal, waar de muziek inmiddels was begonnen. GITAAANAAA!! klonk het, boven een rinkelende, flink versterkte gitaar. De dansers klapten er vanaf hun stoelen ritmisch bij in hun handen.
Ik had in Nederland wel vaker flamenco gehoord, in diverse concertzalen, van Carré tot RASA. Maar het hier in Andalusië mee te maken in een locale club was toch wat anders. Zelfs de dansers ontroerden en imponeerden me, terwijl ik helemaal niet van dans houd. De zanger, Bonela Hijo (junior), in het dagelijks leven Francisco Javier Sánchiez Bandera, warmde snel op en kwam aan het eind van zijn eerste lange lied, een cante jondo y profundo, al tot geïnspireerde vocale hoogstandjes, die de aanwezige Spanjaarden en toeristen tot flink wat 'olé' bewogen. Ook een enkel 'olé guapo' werd gehoord, want met een beetje goede wil was de zanger een mooie jongen te noemen - in elk geval had hij een krachtige, heldere stem, niet het hese hanengekraai dat vaak voor 'echt' flamenco doorgaat. Het voordeel van die transparantie was dat ik nu eens precies kon horen welke nootjes die virtuoze loopjes allemaal bevatten; heel wat Oosterse kwarttonen die ik tot nog toe aan slordige intonatie had toegeschreven passeerden de revue, en ik luisterde bewonderend toe.
Het is grappig hoe machismo kan verschillen in verschijningsvorm. In Italië is het toppunt van mannelijkheid een hoge toon zo lang en zo hard mogelijk aanhouden. In de flamenco is het een lang uitgesponnen, woeste coloratuur die die hoge noten maar even aanstipt: ze zijn er wel, maar worden binnengehouden, afgebeten. Aan het eind van de excursie naar de toppen van zijn kunnen daalt de zanger naar de grondtoon en dan pas barst het 'olé' los. De moedige klim wordt beloond, er wordt niet gejuicht bij het bereiken van de top. Neem bijvoorbeeld de beroemde aria Nessun dorma. U weet wel, met dat einde 'Vincééééérò'. Hoe zou dat klinken uit de mond van een flamencozanger? Iets als: 'Vin-ceh-eh-eh-eh-eh-eh-eh-eh-eh-eh-eh-rò,' waarbij ik gemakshalve een paar tientallen 'ehtjes' weglaat.
In de pauze aten we wat. Hapjes in stenen schaaltjes, buiten in de zoele avond naar binnen gevorkt. Bonela Hijo zat ontspannen met een biertje aan de bar. Ik had in Tarifa uitstekende verse tonijn gegeten, zo uit zee, een enorme lap vis die voldoende voor een jaar was geweest. Deze kleine hapjes bevielen me beter. Zoals ook de kleine nootjes me beter bevielen, in dit klimaat, dan de lange uithalen.


1 opmerking:

Unknown zei

iOlé! mooi geschre-he-he-he-heven, guapo!
En over Rasa gesproken:
https://iksteunrasa.petities.nl/