vrijdag 8 april 2016

Bruges-la-Vivante

(Wat vooraf ging: Heilig Bloed)

Vroeger droomde ik mijn leven bij elkaar. Ik stelde me een mooi scenario voor, en zorgde dan dat de werkelijkheid er ook zo ongeveer uitzag. Dat vereiste vaak wat aanpassingen, en die transformatie werd gemaakt met behulp van droomelixir in fles, glas of zakflacon. Vakanties werden zorgvuldig voorbereid, met veel lezen en studie, en klopte wat ik buitenslands aantrof met mijn fantasie, dan was een mooie euforie het gevolg. Euforie was een sleutelwoord toen, in mijn levensgevoel. Euforie en weemoed.
Tegenwoordig ga ik het liefst onvoorbereid op pad en laat me verrassen door wat zich elders aanbiedt. Reizen wordt zo een manier om de open levenshouding die ik nastreef, maar die me in het dagelijks leven zelden lukt, althans voor een paar dagen of weken te realiseren. Onderweg ben ik de zenmeester die ik zou willen zijn. Ik drijf mee met de stroom van de duizend dingen en leef in een voortdurend NU.
Maar soms speelt die houding me parten
Ik had er blindelings op vertrouwd dat we in Brugge zonder moeite aan een heerlijk maal zouden geraken. In alle eethuizen en brasseries, op alle willekeurige terrassen van beneden de Moerdijk, of het nou Den Bosch, Brussel, Lier of Maastricht was, had ik de laatste jaren uitstekend gegeten. Maar hier kwamen we niet verder dan een soort degelijk toeristenmenu. Toegegeven, we hadden de eerste avond een beetje haast, want we kwamen verkleumd uit het Begijnhof en wilden de warmte in. We gingen twee willekeurige restaurants binnen om ze meteen weer te verlaten toen we de lege eetzaal zagen of door een Pakistani in het Engels werden aangesproken. Het derde, Maximiliaan van Oostenrijk, zou aanstonds een bus Taiwanezen gaan voederen, waarschuwde men ons alvast, maar het was er gezellig genoeg. De Bourgondische sfeer schiep verwachtingen. We bestelden een 'regionaal menu'. Wat op tafel kwam - ham, paté, stoofvlees in donker bier met sla en friet - was in orde, ja heus. We hielden het onszelf voor: 'er is niks mis mee'. Maar het stoofvlees verveelde gauw en de paté was hoogstens goed ingekocht. Met het voedsel was niets gedaan dan wat strikt noodzakelijk was. En dan als dessert een bolletje ijs met slagroom en wat chocoladesaus (niet uit een potje, toegegeven)... we waren teleurgesteld. Later bleek dat het restaurant reeds in het toeristengidsje uit de jaren zeventig adverteerde met het predicaat 'Bourgondisch'. Gold hier soms de wet van de remmende voorsprong? Overal elders, op de terrassen en in de brasseries, probeerde men er iets speciaals van te maken, gaf men een bijzondere draai aan het menu, versierde en verrijkte men het met al wat de mode voorschreef, maar hier leunde men terug op een formule die immers al zo lang werkte. Een machinale kok stond al vijftig jaar dat vlees te stoven in Leffe, de Taiwanezen vonden het ongetwijfeld heel bijzonder.
De volgende middag hadden we een soortgelijke ervaring op de Markt. De zon scheen hevig, ik had mijn hoed schuin naar voren geschoven om me als sombrero te dienen. Het was er lawaaierig en druk. Veel levendiger dat we ons herinnerden van onze vroegere bezoeken. Toen hadden we het toerisme in Brugge vooral bedaagd gevonden. 'Misschien zijn we zelf wel bedaagd geworden,' opperde mijn vriendin. Daar moest ik even op kauwen.
We hadden die morgen eerst een expositie in het Sint Janshospitaal gezien over de heksen van Bruegel. Ik had een educatieve, speelse tentoonstelling verwacht volgens modern museaal concept, met een minimum aan origineel materiaal van de meester en een maximum aan klein grut om volume te creëren, en dat is precies wat ik kreeg. Goed voor een amusant uurtje en een zonnig terrasbezoek op de binnenplaats. En ondertussen hadden de gelovigen de Onze-Lieve-Vrouwekerk verlaten en was de kerk open. Nu ja, kerk? Museum. Een godshuis is openbaar en vrij toegankelijk. Wat doen nu die rakkers ginds om toch wat meer geld te verdienen dan die paar centen van offerande en collecte? Ze schuiven, de dienst gedaan, een paneel voor de ingang en hangen een bordje 'museum' op. Maar het was de paar euro ruimschoots waard: de serene witmarmeren madonna met op schoot haar bewegelijke kind is misschien wel het mooiste beeld van Michelangelo. Het werd, zoals de film The Monuments Men ons heeft geleerd, in de oorlog door de Nazi's mee naar huis genomen en later ongeschonden teruggevonden in een Oostenrijkse zoutmijn. Maar ook de rest van de afgeschermde kerk was indrukwekkend, zoals het praalgraf van Karel de Stoute en Maria van Bourgondië. En, bijkomend voordeel van deze permanente expositie: geen leerzame speelhoek voor de kinderen en geen opgeblazen Wiki-lemma's op de muren.
We besloten, verzadigd van cultuur maar hongerig nu de carbonades Flamandes eindelijk verteerd waren, in Brugge te eten en dan via Zeeland terug te rijden; de heenweg vanaf Antwerpen had nogal opgehouden, hoewel ik het bordje met de afslag Lapscheure niet graag had willen missen.
We kozen uit de reeks aaneengesloten brasseries aan het marktplein degene die ons het meest aantrok. De kaaskroketten en waterzooi van mijn vriendin, mijn romige paddenstoelenpasta - ze waren oké, meer niet. Op het Vrijthof deden ze dat toch echt veel beter. Eenmaal thuis bekeek ik wat culinaire sites en zag ik wat we allemaal gemist hadden door ons niet voor te bereiden. Ik had natuurlijk een pagina als BRUGES-LA-VIVANTE: HIP & HAPPENING IN BRUGES moeten checken: "Brugge is meer dan enkel belfort, begijnhof en Bloedkapel. Achter de clichématige postkaartjesfaçade gaat wel degelijk een bruisende stad schuil. Je hoeft enkel te weten waar je moet zoeken. Bruges-la-Morte, you say? Think twice! Op deze plekken is Brugge alvast springlevend!" In Brugge ligt het goede eten blijkbaar niet voor het opscheppen en soms kun je niet op je gelukkige hand vertrouwen.
Maar toch... Als we geweten hadden dat de Ronde van Vlaanderen die dag in Brugge van start zou gaan hadden we vast een andere reisbestemming gekozen. Dat de dranghekken allang weggehaald waren toen wij de straat opgingen en dat de helikopters zich discreet zouden verwijderen na ons ontbijt, hadden we immers niet kunnen voorzien. En dan hadden we ook het feestelijke optreden van Hans Peter Janssens gemist, op de Markt, de avond tevoren - een fijn weemoedig regentje glom op de kasseien. Een geweldige bariton, deze Brugse ster, al verveelde het hoge volume en de hoge noten van zijn musicalsongs me, na de aanvankelijke kick, net zo snel als het stoofvlees van Maximiliaan van Oostenrijk.

1 opmerking:

Jetty van Jan zei

Ooit ben ik Brugge uit gevlucht vanwege de toeristische drukte. Dat was de eerste en laatste keer dat ik er was. Jammer, als ik dit lees. Maar genoeg over mij, ik heet geen Hans (sorry Hans). Leuk stuk.