dinsdag 19 april 2016

APRILGULS


April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.


- T. S. Eliot, The Waste Land

De lente kan lelijk zijn. Alles lijkt onder dwang uit te botten, als onder bedreiging met een gericht geweer: 'Raus!' Huiverig komen blad, spruit en bloem tevoorschijn. Mensen en dieren knipperen tegen het schelle licht, overal heerst een fragmentarische, vitalistische onrust. Liever had de natuur nog even geslapen, maar de roep om wakker te worden is te sterk. Die wreedheid van de lente, in de noten van Stravinsky's Sacre gebeiteld en door Eliot in de aanhef van The Waste Land vereeuwigd, staat haaks op mijn geliefde voorjaarsversie: zachte, van binnenuit opwarmende dagen, een beetje klam van die nieuwe warmte, windstil, met een vriendelijk zonnetje en een beetje motregen nu en dan, waarin het zingen van de merels des te mooier uitkomt. De natuur wordt lui en langzaam wakker en wrijft zich op haar gemak de slaap uit de ogen.
U zult begrijpen dat ik het niet makkelijk heb deze aprilmaand, want we hebben in hoge mate te maken met het eerste, het wrede type lente, een beproeving voor meteoropaten. Een uitbundige chaos is de wereld plotseling geworden, die 'het gemoed verwart'. (Ik googelde die uitdrukking omdat ik meende een gedicht te citeren, maar trof alleen pagina's met religieuze onderwerpen en verwijzingen naar héél oude boeken. Dat zegt toch wel iets over mijn taalgebruik).
Ik vroeg mijn vriend Karl, die ooit de term 'maartangst' muntte, of hij een vergelijkbaar neologisme voor april wist - woorden geven macht, en zo'n toverwoordje was me wel welkom in deze gemoedstoestand; 'aprilgulzigheid' verscheen tentatief in de chatbox. 'Te lang,' ketste ik terug. Het was even stil. Dan: 'Van Kooten zou er "aprilguls" van maken.' 'Dat is precies wat me tegenstaat in Van Kooten.' Er verstreek nog geen seconde. 'Koothaat,' spelden de letters. Daar kon ik alleen nog maar met een lachend icoontje op antwoorden.
Ik dwaal af, opzettelijk, want wat ik wil zeggen weet ik niet. Of liever gezegd, ik weet het wel, maar heb het al zo vaak gezegd, en wil niet altijd maar weer die zeur zijn die nooit lering lijkt te trekken uit de periodieke wisselingen in weer en kop, en nooit eens schouderophalend toegeeft: 'Ach ja, zo is het nu eenmaal. Gaat wel weer over.'
Dat het overgaat weet ik ook wel natuurlijk. April wordt vanzelf mei en voor je het weet zitten we midden in het rustige, een beetje saaie plateau dat zomer heet. Maar ik wil helemaal niet dat het zo snel voorbijgaat, ik wil juist van de lente genieten! Ik had er zulke mooie verwachtingen van gehad: eerst even zestig en opa worden, en dan is het gedaan met alle onrustige nieuwigheid, en kun je fijn en vooral kalm aan je nieuwe status wennen, gestaag werkend aan je dagelijkse klusjes, tussendoor op vroege terrasjes zittend en met welbehagen om je heen kijkend.
Die verwachting is, zoals verwachtingen nu eenmaal vaak doen, daar zijn het verwachtingen voor, niet uitgekomen. Ooit zal ik leren om nergens naar te verlangen en dus ook nooit meer teleurgesteld worden, maar dan zijn we wel weer een aantal jaar verder, denk ik, als het al ooit zover komt. Voor het moment moet ik het doen met deze fragmentarische, koude en wrede maand, en uit de snippers en scherven zoveel samenhangends bij elkaar zien te lijmen als ik kan. In het tamelijk nederig stemmende besef, dat het de scherven van mijn eigen illusies zijn, die ik opraap.

Naschrift: En toen... was alles opeens anders, zomaar. April streek met zijn hand over het hart. Ik liep op straat, had het te warm, deed mijn jas open en voelde hoe een bijna zoele wind langs mijn slapen streek. Mijn hoofd werd helder, de vermoeidheid week uit mijn borst, de spanning uit mijn buik. Waar ik eerst alleen toekomstige spoken gezien had zag ik weer lichtplekken, kansen. Misschien doordat ik mijn verwachtingen 'officieel' had opgegeven kwam waar ik op hoopte alsnog mijn kant op. Als daar geen les in schuilt!

Geen opmerkingen: