maandag 17 augustus 2015

Een kleine Beneluxreis (en een veerpontje naar Duitsland)





3. Wallonië


Boven het dal van de Lesse onweerde het. Het was het hevigste onweer dat ik ooit meemaakte.
De camping heette Paradiso, een naam die ons het hart deed vasthouden, maar er bleek een prettig rommelig kampeerterrein achter schuil te gaan waar Vlamingen en Walen vreedzaam polyglot samenleefden. We hadden een wandeling gemaakt langs de rivier en gezien hoe kano na kano via een soort ladder het water in werd gespuwd, een spetterende vloot, volgeladen met hele schoolklassen opgewonden jeugd.
In een uitspanning halverwege bleek hoe diep de groene mentaliteit al is doorgedrongen: onze croque-monsieur ging vergezeld van een mooi opgemaakt groentetaartje met niet alleen regionale en ambachtelijke producten, maar zelfs plantes sauvages. Bionade erbij als op een hip terras in de grote stad. We liepen puffend terug over de scherpe rotsblokken, het was smoorheet die dag. Ruisend water, rotsen, mos en varens – ik moet dan altijd een beetje Schubert zingen.
’s Avonds zocht ik vol vertrouwen de tent op. Het VW-busje heeft ruimte genoeg om een echt matras mee te nemen, het ‘WakaWaka’ zonnecellampje deed het uitstekend, slapen was net zo comfortabel als thuis. Ik las een verhaal van Murakami, viel in slaap - en werd weer wakker. Een dikke harde regen kletterde op het tentdak. Om de paar tellen was de hemel zo licht als overdag, de donder ontlaadde zich met een droge klap en rolde dan reutelend verder. Het tempo werd opgeschroefd, bliksemschichten moesten nu een flikkerend web aan de nachthemel vormen. Weerlicht en donder volgden elkaar razendsnel op, het zat vlak boven ons. Ik houd erg van het geluid van regen op een tentje en onweer vind ik normaal gesproken alleen maar sfeervol, maar dit was beangstigend. Je hoorde wel eens verhalen… Zou ik in de auto gaan zitten? In de kooi van Faraday? Maar mijn vriendin sliep er rustig doorheen, en van buiten klonken geen paniekerige stemmen. Ik trok mijn slaapzak over mijn hoofd en probeerde het natuurgeweld te negeren, waarvan ik alleen maar gescheiden werd door een vliesdun laagje stof. Mijn slaap keerde terug maar was oppervlakkig en ongemakkelijk. Het noodweer hield aan tot het allang licht was geworden.

De volgende dag vonden we na een mooie tocht door de Ardennen een prachtige stille camping bij Tintigny, aan de Semois, niet ver van de Luxemburgse grens. Onze buurvrouw van enkele tientallen meters verderop vond het een ‘cadeautje’. Ik had meer aan een 'trouvaille' gedacht. Nadat we bij de Intermarché in een dorp verderop boodschappen hadden gedaan maakten we een maal van tabouleh en merguez voor de tent. Het gouden avondlicht kleurde grijs en een zoele wind stak op. Aan de horizon, ver weg nog, klonk het tromgeroffel van een onweer. Ik hoorde het met nieuwe oren en hoopte maar dat we het voor zouden blijven. De vleermuizen begonnen te vliegen. Ergens veel verderop was het feest. Dubstep beats vermengden zich met de donder. We bleven buiten schot en pakten de volgende morgen een droge tent in.

(Wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: